Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0237/TP, 15 april 2002, beroep
Uitspraakdatum:15-04-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/237/TP

betreft: [klager] datum: 15 april 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennis genomen van een op 28 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S.O. Roosjen,
namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. S.O. Roosjen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 17 januari 2002 verlengd tot en met 16 april 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 15 september 1998 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden
verpleegd.
De Minister heeft klager schriftelijk meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 22 januari 2001 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevens opgelegde tbs en dat hij op
laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
Bij brief van 17 januari 2002, welke aan klager is uitgereikt op 29 januari 2002, heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 17 januari 2002 met
drie
maanden is verlengd tot en met 16 april 2002. Klager is terzake niet gehoord.
De datum van invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 22 mei 2004.
Klager verblijft in de gevangenis Esserheem te Veenhuizen. De Minister heeft d.d. 18 januari 2002 beslist klager te plaatsen in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Velzicht). Deze plaatsing was ten tijde van het beroep
nog niet gerealiseerd.
Blijkens de overgelegde verklaring van de Forensisch Psychiatrische Dienst Assen te Groningen d.d. 23 januari 2002 is door de forensisch psychiater meermalen getracht om met klager een onderzoeksgesprek te houden. Klager heeft te kennen gegeven dat
hij
niet met de forensisch psychiater wenste te spreken en er heeft derhalve geen onderzoeksgesprek plaatsgevonden.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is wederom ten onrechte niet gehoord ten aanzien van de te nemen beslissing. Er is gehandeld in strijd met artikel 76 van de Penitentiaire Beginselenwet. Als de verlengingsbeslissing
geëffectueerd
wordt, wacht klager al ongeveer vijftien maanden op de vervroegde tenuitvoerlegging van zijn tbs. Indien klager niet gehoord wordt, kan ook niet aangegeven worden hoe de situatie is en is de kans dat de Minister signalen ontvangt die dienen te leiden
tot een eventuele vervroegde plaatsing zeer gering. Het Ministerie kunnen dan wel geen signalen hebben bereikt ten aanzien van een eventuele detentieongeschiktheid van klager maar deze gang van zaken is niet juist. Dit kan enkel op basis van medische
informatie worden geconcludeerd. De medische verklaring is blijkens het poststempel pas op 15 februari 2002 bij het Ministerie binnengekomen. Dit betekent dat op het moment van opstellen van de verlengingsbeslissing en zelfs op het moment van
opstellen
van het verweerschrift deze verklaring nog niet ter kennis was gekomen van het Ministerie. Het is klager een raadsel hoe toch tot zijn detentiegeschiktheid kan worden geconcludeerd. Uit de medische verklaring blijkt verder dat de psychiater niet kan
beoordelen in hoeverre klager detentiegeschikt is. Op basis van deze informatie kan moeilijk geconcludeerd worden dat er geen sprake is van detentieongeschiktheid. Voor het trekken van een dergelijke conclusie dient op zijn minst recente informatie
beschikbaar te zijn. Verzocht wordt om het beroep op formele en materiële gronden gegrond te verklaren en om klager voor een vergoeding in aanmerking te laten komen en tevens te bewerkstelligen dat klager zo spoedig mogelijk in een tbs-kliniek wordt
geplaatst.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu klager niet is gehoord en de verlengingsbeslissing abusievelijk niet tijdig aan klager is uitgereikt.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens de huidige capaciteit aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Aan klager is bericht dat hij vanaf 22 januari 2001 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging
van de tbs. Bij brief van 18 januari 2002 is klager medegedeeld dat hij geplaatst zal worden in Veldzicht. Klager verbleef ten tijde van de bestreden beslissing op een gewone afdeling in een p.i. De titel van vrijheidsstraf lag en ligt ten grondslag
aan
het verblijf van klager in de p.i. Wanneer de Minister signalen zou hebben ontvangen die zouden duiden op detentieongeschiktheid, zou er actie zijn ondernomen om klager met voorrang te plaatsen. Van een dergelijke situatie is in het geval van klager
vooralsnog niet gebleken.

4. De beoordeling
Klager is bij brief d.d. 17 januari 2002 geïnformeerd over de verlenging van de wachttermijn met ingang van 17 januari 2002. Deze brief is d.d. 29 januari 2002, derhalve na het verstrijken van de wachttermijn, aan klager uitgereikt. Klager is terzake
niet gehoord.
Derhalve is niet voldaan aan de in artikel 27, vijfde lid, van de (op 1 oktober 2000 inwerking getreden) Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de
beslissing van de Minister tot verlenging van de wachttermijn op formele gronden te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Klager is als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Ten tijde van de bestreden beslissing ligt de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een penitentiaire inrichting (p.i.) ten grondslag en niet de hem
tevens
opgelegde tbs; deze is nog niet aangevangen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een zodanige psychische conditie van
klager
dat een langer verblijf in een p.i. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden een plaatsing met voorrang gerealiseerd te worden. Detentiegeschiktheid behoeft - anders dan in het beroepschrift
wordt gesteld - niet te worden vastgesteld.

Uit de verklaring d.d. 23 januari 2002 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) Assen te Groningen blijkt dat klager zelf geweigerd heeft om mee te werken aan een onderzoeksgesprek dat nodig is om de conclusie te kunnen trekken of de psychische
conditie van klager op dat moment van dien aard was dat een verder verblijf in de p.i. als onverantwoord moest worden beschouwd.
Er zijn ten tijde van de bestreden beslissing d.d. 17 januari 2002 geen signalen ontvangen vanuit de p.i., waar klager op een gewone afdeling verblijft, die erop zouden duiden dat klagers psychische conditie zodanig verslechterd zou zijn dat er sprake
zou zijn van detentieongeschiktheid. De beroepscommissie gaat er op grond van vorenstaande gegevens, in onderlinge samenhang bezien, van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een
tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting diende te worden verlengd van 17 januari 2002 tot en
met
16 april 2002.

Nu de bestreden beslissing op formele gronden dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 76, derde lid, PBW in verbinding met artikel 66, derde lid onder b, en artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat
haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de wachttermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de wachttermijn voor plaatsing in een
tbs-inrichting wordt verlengd van 17 januari 2002 tot en met 16 april 2002.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,= .

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 april 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven