Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1382/SGA, 30 april 2014, schorsing
Uitspraakdatum:30-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/1382/SGA
Betreft : [klager] datum: 30 april 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. C.J. van Aert, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het PPC Haaglanden te Den Haag.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld PPC van 23 april 2014, inhoudende de toepassing van een gedwongen geneeskundige
behandeling (dwangmedicatie), ter afwending van gevaar voor de gezondheid of veiligheid van verzoeker of anderen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het beroepschrift van 25 april 2014 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 28 en 29 april 2014.

1. De beoordeling
De directeur heeft op 23 april 2014 besloten tot toepassing van dwangmedicatie jegens verzoeker. Die beslissing is, blijkens de schriftelijke mededeling daarvan, gegrond op artikel 32, eerste lid, van de Pbw. De voorzitter gaat er, mede gelet op de
inlichtingen van de directeur, van uit dat bedoeld is toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 46d van de Pbw. Tegen een dergelijke beslissing staat rechtstreeks beroep open en verzoeker heeft tijdig een beroepschrift ingediend. Verzoeker is
daarom ontvankelijk in zijn verzoek.

Voor zover het verzoek ziet op de eerste toediening van dwangmedicatie geldt dat deze inmiddels heeft plaatsgevonden. Deze toediening kan niet ongedaan worden gemaakt en de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur kan in zoverre niet worden
geschorst. Het verzoek moet daarom voor zover het betrekking heeft op deze eerste toediening worden afgewezen.

Ten aanzien van de verdere tenuitvoerlegging van onderhavige beslissing geldt het volgende.

Alvorens de directeur mag overgaan tot toediening van dwangmedicatie op grond van artikel 46d van de Pbw dient ingevolge het bepaald in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw te zijn voldaan aan het wettelijk vereiste van advisering door de behandelend
psychiater en een niet-behandelend psychiater. Daarnaast dient ingevolge het bepaalde in artikel 46c, aanhef en sub a, van de Pbw geneeskundige behandeling te zijn voorzien in een behandelingsplan als bedoeld in artikel 46b, eerste lid, van de Pbw.

Op grond van het bepaalde in het artikel 46e, eerste lid, van de Pbw wordt in de mededeling van de beslissing vermeld voor welke termijn deze geldt.

De directeur heeft, ondanks het nadere verzoek van de voorzitter om inlichtingen slechts het advies van de niet-behandelend psychiater overgelegd. Het advies van de behandelend psychiater is niet overgelegd. Dat mogelijk het advies van de behandelend
psychiater (deels) te kennen is uit het schorsingsverzoek, doet daaraan niet af. Evenmin is een behandelingsplan overgelegd.

In de mededeling van de bestreden beslissing wordt géén termijn vermeld.

Gelet op het vorenstaande moet het er – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – vooralsnog voor worden gehouden dat aan de (voorbereiding van de) bestreden beslissing van de directeur zodanige gebreken kleven, dat zij niet voldoet aan de daaraan
in de wet gestelde eisen. Het verzoek komt daarom – ten aanzien van de verdere tenuitvoerlegging van de beslissing tot gedwongen geneeskundige behandeling – voor toewijzing in aanmerking en de verdere tenuitvoerlegging zal worden geschorst tot het
moment dat de beroepscommissie op het beroep zal hebben beslist.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af ten aanzien van de eerste toediening van dwangmedicatie.
Hij wijst het verzoek voor het overige toe en schorst de verdere tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur tot het moment dat de beroepscommissie op het beroep zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 april 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven