nummer: 14/2708/GV
betreft: [klager] datum: 7 augustus 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 29 juli 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op 2 augustus 2014 is vanwege de inrichting aanvullende informatie verschaft van de
pastoor van de inrichting.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klagers aanwezigheid bij het huwelijk van zijn dochter is noodzakelijk. In klagers geloof (Russisch-orthodox) is het uitermate belangrijk dat de vader zijn dochter tijdens de kerkelijke huwelijksceremonie
naar het altaar brengt. De huwelijksceremonie vindt plaats op 8 augustus 2014 en daarbij is zowel een katholieke pastoor als een Russisch-orthodoxe pastoor aanwezig. Het is klagers eerste dochter die in het huwelijk treedt. Klager wil aan deze
belangrijke gebeurtenis een gepaste invulling kunnen geven.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De aanwezigheid van klager bij het huwelijk van zijn (stief)dochter is niet noodzakelijk. Klagers (stief)dochter zou haar huwelijk, als zij wil dat klager daarbij aanwezig is,
kunnen plannen na klagers detentie of op een moment dat klager regimair of algemeen verlof kan genieten.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Scheveningen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat de aanwezigheid van klager bij het huwelijk niet noodzakelijk is.
Klagers behandelcoördinator heeft geadviseerd klager in de gelegenheid te stellen het huwelijk van zijn stiefdochter bij te wonen.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van elf jaar met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. De einddatum van zijn detentie is thans bepaald op 23 december 2016.
Klager heeft verzocht om incidenteel verlof op 8 augustus 2014 om aanwezig te kunnen zijn bij de bruiloft van zijn stiefdochter (die hij naar het altaar wil brengen). Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In de artikelen 22 tot en met 31 van de Regeling is
een
aantal gevallen opgesomd waarin incidenteel verlof kan worden verleend. Het bijwonen van een huwelijk wordt in die artikelen niet genoemd. In de toelichting op artikel 21 van de Regeling staat dat, hoewel de meest gangbare gronden voor het verlenen van
incidenteel verlof in de artikelen 23 tot en met 31 van voormelde Regeling zijn opgesomd, niet wordt uitgesloten dat ook andere gebeurtenissen aanleiding kunnen vormen voor het verzoeken om en het verlenen van incidenteel verlof.
Doorgaans is het bijwonen van een bruiloft van een familielid geen reden voor het verlenen van incidenteel verlof, omdat de aanwezigheid van de gedetineerde daarbij in de meeste gevallen niet noodzakelijk is in de zin van artikel 21, eerste lid, van de
Regeling. Deze bestendige lijn laat onverlet dat in zeer uitzonderlijke gevallen ook het bijwonen van een huwelijksceremonie als noodzakelijk in de zin van de Regeling kan worden beschouwd, afhankelijk van de omstandigheden. De vraag die voorligt is of
ten dezen sprake is van een zeer uitzonderlijk geval.
Klagers verzoek strekt ertoe dat hij aanwezig wil zijn bij de huwelijksceremonie in de kerk, die blijkens de overgelegde uitnodiging één uur duurt. De inrichtingspastoor heeft bericht dat in de Oekraïense traditie het orthodox-kerkelijk huwelijk zeer
belangrijk is en qua zwaarte gelijk staat aan een begrafenis of een geboorte. Klagers behandelcoördinator en het behandelteam steunen klager in zijn aanvraag, omdat zij verlofverlening aan klager op therapeutische gronden geïndiceerd achten. De
behandelcoördinator heeft voorts meegedeeld dat klager tijdens het verlof zal worden begeleid door zijn mentor en dat het behandelteam geen vlucht- en/of recidiverisico aanwezig acht. Klager heeft gedurende zijn detentie in Noorwegen vijf keer begeleid
verlof gehad en heeft gedurende zijn detentie in Nederland twee keer incidenteel verlof onder begeleiding gehad. Deze verloven zijn probleemloos verlopen. Voorts staat in het advies vrijheden van 28 juli 2014: “zijn gedrag laat absoluut niets te wensen
over, een voorbeeld gedetineerde.”.
In het licht van bovenstaande feiten en omstandigheden, waarbij vooral waarde moet worden gehecht aan de mededelingen van klagers behandelcoördinator en de pastoor, acht de beroepscommissie voldoende onderbouwd dat klagers aanwezigheid bij de
kerkelijke
huwelijksceremonie van zijn stiefdochter noodzakelijk is. Gelet op het vorenstaande en nu niet is gebleken dat sprake is van één van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 4 van de Regeling, is de beroepscommissie van oordeel dat de afwijzende
beslissing van de Staatssecretaris moet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing van de Staatssecretaris zal worden vernietigd. Gezien het feit dat de huwelijksceremonie
op zeer korte termijn (8 augustus 2014) zal plaatshebben, zal de beroepscommissie de Staatssecretaris niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen doch beslissen dat haar beslissing in de plaats treedt van de vernietigde beslissing van de
Staatssecretaris. Dit houdt in dat klager incidenteel verlof (onder begeleiding) wordt verleend voor het bijwonen van de kerkelijke huwelijksceremonie.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing van de Staatssecretaris. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 7 augustus 2014
secretaris voorzitter