nummer: 15/1673/GA
betreft: [klager] datum: 19 juni 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 28 mei 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Grave in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.W.E. Luiten om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk en samengevat weergegeven – toegelicht. Klager kan zich niet met het oordeel van de beklagcommissie verenigen dat er geen noodzaak zou bestaan
het 50-jarig huwelijksfeest van zijn ouders bij te wonen. Het gaat om een gebeurtenis die zeker in het huidige tijdsgewricht niet alledaags is te noemen. Voorts is klager meer dan gebruikelijk aan zijn ouders gehecht en is hij opgegroeid in een hecht
gezin (uitspraak beroepscommissie van 2 juli 2014, nr. 14/2200/JV). Uit de relevante rechtspraak van de beroepscommissie volgt dat de vraag of de aanwezigheid van een gedetineerde bij gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer noodzakelijk is, afhankelijk
is van de omstandigheden van het geval. Klager is recent veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar en TBS met dwangverpleging wegens een (door de rechtbank gekwalificeerd als) zeer ernstig zedengerelateerd delict. Hij zal derhalve de komende
jaren niet in de gelegenheid zijn het huwelijksfeest van zijn ouders bij te wonen. Ook het feit dat het hier om een sociaal culturele belangrijke gebeurtenis gaat dient bij de aanvraag voor het verlof en de noodzaak van de aanwezigheid van klager
daarbij te worden betrokken (uitspraak van de beroepscommissie van 7 augustus 2014, 14/2708/GV). Er zijn geen omstandigheden aangevoerd die op gespannen voet zouden staan met het verlenen van verlof. Niet gebleken is dat sprake is van weigeringsgronden
als genoemd in artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Uit de uitspraak van de beroepscommissie van 2 juli 2014, nr. 14/2200/JV, volgt dat het op de weg van (in dat geval) de Staatssecretaris ligt om vragen over de noodzakelijke
aanwezigheid van de gedetineerde en eventuele veiligheidsrisico’s voor te leggen alvorens op de aanvraag te beslissen, eventueel met het opnemen van bijzondere voorwaarden. Niet gebleken is dat de directeur een dergelijke navraag heeft gedaan. Ook de
duur van het verlof verzet zich niet tegen verlofverlening nu het feest circa twee uur zal duren. Klager kan als één van de twee kinderen van zijn ouders niet bij huwelijksfeesten aanwezig zijn. De afgelopen jaren bevond hij zich voor het overgrote
deel
in detentie en heeft hij niet of onvoldoende andere huwelijksfeesten kunnen bijwonen. Verder moet worden opgemerkt dat klager al geruime tijd (circa 20 maanden) is gedetineerd, waardoor het verlenen van verlof ook noodzakelijk is voor het behoud van de
familiaire relatie. Namens klager wordt verzocht het beroep mondeling toe te lichten. Klager verzoekt voorts om toekenning van een tegemoetkoming en om de directeur niet op te dragen een nieuwe beslissing te nemen maar te bepalen dat de uitspraak van
de
beroepscommissie in de plaats treedt van de beslissing van de directeur.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf van acht jaar met aftrek in verband met een zedendelict. De fictieve einddatum van zijn detentie is thans gesteld op 30 september 2019. Na afloop van zijn detentie dient klager een
maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging te ondergaan.
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie overweegt dat een beroep in beginsel schriftelijk wordt afgedaan. De beroepscommissie acht zich in deze zaak ook voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en nu
klager geen argumenten heeft aangevoerd waarom een schriftelijke behandeling naar zijn mening niet volstaat, wijst de beroepscommissie het verzoek af.
Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk
is. Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat klagers aanwezigheid bij het 50-jarig huwelijksfeest van zijn ouders zowel door klager als door zijn ouders zeer gewenst is, wordt het bijwonen van een huwelijksfeest in het algemeen niet door de
beroepscommissie als noodzakelijk beschouwt en heeft klager geen omstandigheden aangevoerd die dit oordeel hier anders maken. De beroepscommissie verwijst hierbij naar haar uitspraak van 10 april 2007, nr. 07/0671/GV. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 19 juni 2015
secretaris voorzitter