Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4283/GA, 12 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 13/4283/GA

betreft: [klager] datum: 12 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 december 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 mei 2014, gehouden in genoemde inrichtingen, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van meergenoemde inrichtingen.

Op 28 mei 2014 heeft de directeur een aanvullend stuk overgelegd. Dit stuk is ter informatie toegezonden aan klager en zijn raadsvrouw op 2 juni 2014.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het buiten de aanwezigheid van klager doorzoeken van geprivilegieerde post welke zich in de verblijfsruimte van klager bevond.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager bewaarde in Vught op cel gewone en geprivilegieerde post bij elkaar en door elkaar heen in dozen. Om na klagers overplaatsing naar p.i. De Schie
enkel de geprivilegieerde post op te kunnen sturen, zoals onweersproken is gebeurd, heeft de directeur kennis moeten nemen van de inhoud van de papieren. Klager heeft niet ingestemd met de beslissing hem enkel zijn dossierstukken en geprivilegieerde
post toe te zenden. Hiermee heeft de directeur artikel 37, eerste lid, sub i, van de Pbw en artikel 8 EVRM geschonden. Namens klager is verwezen naar uitspraak 13/1993/GA. Klager verzoekt om een tegemoetkoming van € 125,=.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De cel van klager moest na zijn overplaatsing ontruimd worden. Hierin bevond zich onder meer veel ongesorteerd papier. De hoeveelheid goederen was te
groot om in één keer te verzenden aan de p.i. De Schie. Daarom is in overleg met klager besloten hem zijn dossierstukken en geprivilegieerde post eerst toe te sturen. Om die reden is er louter ten behoeve van de selectie globaal van de documenten
kennis
genomen. Er is geen sprake geweest van controle op de inhoud van de poststukken van klager. Na afloop van de zitting heeft de directeur aanvullend bericht dat klager niet schriftelijk heeft verzocht zijn papieren te selecteren. Er is op verzoek van het
personeel in de inrichting De Schie, na overleg aldaar met klager, afgesproken dat zijn kleding, zijn papieren en zijn levensmiddelen zouden worden verzonden naar de p.i. De Schie, omdat het een grote hoeveelheid spullen betrof (twee pallets). De
overige goederen zijn later verzonden.

Zowel aan klager als aan zijn raadsvrouw is de nadere reactie van de directeur toegezonden. Beiden hebben schriftelijk gereageerd.

3. De beoordeling
Niet aannemelijk is geworden dat anders dan ten behoeve van enige selectie van de grote hoeveelheid voorwerpen waarover klager in Vught beschikte is kennisgenomen van gegevens die van buiten in één oogopslag zichtbaar zijn op poststukken. Dat is
vrijwel
onvermijdelijk. Van enige (inhoudelijke) controle van die poststukken als bedoeld in artikel 37 van de Pbw is echter geen sprake geweest. Omdat niet volledig is uit te sluiten dat bij ontruiming van een cel hoe dan ook poststukken onder de ogen van de
ontruimende PIW-ers komen, komt het er bepaald op aan dat zij zorgvuldig te werk gaan en de ontruiming niet gebruiken om van de inhoud van poststukken kennis te nemen. Van dat laatste is niet gebleken. De beroepscommissie zal het beroep dan ook
ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. W.J. Schudel en dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 12 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven