Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3746/TA, 4 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3746/TA

betreft: [klager] datum: 4 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 november 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 maart 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.H.J. van Rhijn.

Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk meegedeeld verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de beschadiging van klagers eigendommen;
b. de weigering om klager deel te laten nemen aan de kerkdienst op 2 juni 2012;
c. klager mag alleen bezoek ontvangen tijdens groepsmomenten en
d. de beperking van klagers bezoekrecht c.q. de verlenging van afzondering van klager van 9 juli 2012 tot 9 oktober 2012.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag vermeld onder c, het beklag vermeld onder a en d ongegrond verklaard en het beklag vermeld onder b gegrond verklaard en ter zake geen tegemoetkoming toegekend, op de gronden als
in
de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
A. Na de controle in zijn verblijfsruimte was een scharnier van zijn Armani zonnebril kapot en de binnenkant van het hoesje van zijn zonnebril los gesneden. Hij miste toiletartikelen. Ongeveer veertig parfumflesjes zijn in een plastic zak gedaan,
waardoor enkele flesjes kapot zijn gegaan. Schoenen, waaruit de binnenzolen zijn getrokken, heeft klager laten repareren. Hij heeft een bon van de reparatie aan de beklagcommissie gestuurd en gebeld met de beklagcommissie. Hem is gezegd dat de bon zou
worden meegewogen in de beoordeling.
B. Klager zijn geen excuses aangeboden en hem is geen tegemoetkoming toegekend. Hij wenst excuses en/of een tegemoetkoming.
C. Klager was afgezonderd en mocht alleen bezoek ontvangen tijdens groepsmomenten die telkens maar een kwartier duurden. Hij heeft in die tijd helemaal geen bezoek ontvangen, omdat het erg egoïstisch zou zijn om zijn vrouw en dochtertje voor een
kwartier te laten komen en de tussenliggende twee uur te laten wachten. ’s Ochtends, ’s middags en ’s avonds werd een groepsmoment van een kwartier aangeboden.
D. Dit beklag gaat niet over de beperking van klagers bezoekrecht, maar over de verlenging van klagers ordemaatregel van afzondering van 9 juli 2012 tot 9 oktober 2012. Verwezen wordt naar 12/3947/TA d.d. 14 maart 2013.

Het hoofd van de inrichting heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

Op 12 maart 2014 zijn de schriftelijke mededelingen tot verlenging van klagers afzondering voor wat betreft de periode 9 juli 2012 tot 9 oktober 2012, met eventuele onderliggende stukken, opgevraagd bij de inrichting.

Op 13 maart 2014 zijn stukken per email ontvangen, waarvan een afschrift is toegestuurd aan klager en zijn raadsman.

Op 17 maart 2014 is door de secretaris van de beroepscommissie telefonisch contact opgenomen met de secretaris van de beklagcommissie. De laatste heeft na onderzoek op het secretariaat te hebben ingesteld telefonisch meegedeeld dat geen bon van klager
op het secretariaat van de beklagcommissie is ontvangen en dat zij tevens navraag heeft gedaan bij het secretariaat van de beklagcommissie bij de Dr. Henri van der Hoevenkliniek en dat daar ook geen bon van klager is ontvangen. Deze informatie is op 16
april 2014 in een telefoonnotitie verstrekt aan klager, zijn raadsman en aan het hoofd van de inrichting, die in de gelegenheid zijn gesteld om desgewenst op deze telefoonnotitie schriftelijk te reageren vóór 23 april 2014.
Er is geen reactie op het secretariaat van de Raad ontvangen.

3. De beoordeling
Met betrekking tot d. overweegt de beroepscommissie dat uit de stukken en de klagers toelichting ter zitting is gebleken dat het beklag niet ziet op de beperking van klagers bezoekrecht, maar op de verlenging van klagers afzondering ingaande op
9 juli 2012. Dit is door klager expliciet aangevoerd in zijn beroepschrift. Het hoofd van de inrichting heeft hierop niet gereageerd.
Naar het oordeel van de beroepscommissie valt uit de schriftelijke mededeling, die betrekking heeft op een nieuwe afzonderingsmaatregel en niet op een verlenging van een eerdere maatregel, niet op te maken op grond van welke gedraging of gedragingen
van
klager c.q. een belang als vermeld in artikel 32, eerste lid, van de Bvt de afzondering noodzakelijk zou zijn. Het hoofd van de inrichting heeft in de beklag- noch beroepsprocedure concrete feiten en/of omstandigheden aangevoerd die de afzondering
zouden rechtvaardigen. De opgelegde maatregel is gelet daarop niet voorzien van voldoende motivering. In dit licht gezien zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter op dit punt vernietigen, het beklag alsnog gegrond verklaren en aan
klager in verband met de door hem doorgebrachte vier weken van afzondering een tegemoetkoming van € 225,= toekennen.
Hetgeen in beroep met betrekking tot a. tot en met c. is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden dan dat van de beklagrechter. De beroepscommissie zal het beroep op deze punten ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter
bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vat het beklag vermeld onder d. op als gericht tegen klagers afzondering ingaande op 9 juli 2012. Zij vernietigt op dit punt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager ter zake een
tegemoetkoming toe van € 225,=.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van a. tot en met c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 4 juni 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven