Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0517/GB, 3 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:03-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/517/GB

Betreft: [klager] datum: 3 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M.F. Aarts, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 januari 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de locatie Zuid van de penitentiaire inrichting Arnhem afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 27 januari 2011 gedetineerd. Op 29 november 2013 is klager geplaatst in de gevangenis van de locatie Ooyerhoek te Zutphen.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De bestreden beslissing is onvoldoende gemotiveerd, want deze behelst slechts de opmerking dat klager op eigen verzoek en na een gegrondverklaring is geplaatst in de locatie Ooyerhoek en pas na
zes maanden wederom een verzoek tot overplaatsing kan indienen. Voor klager is onduidelijk waar deze motivering op gebaseerd is. De Pbw kent een dergelijke regeling niet. Artikel 18, vierde lid, van de Pbw stelt alleen na een afgewezen verzoek een
termijn van zes maanden. Niet wordt gesproken van een toegewezen verzoek tot overplaatsing. De door de selectiefunctionaris genoemde datum van 11 december 2013 kan klager niet plaatsen. Evenmin wordt duidelijk op welke gegrondverklaring wordt gedoeld.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Een eerder verzoek om overplaatsing vanuit de locatie De Schie naar de p.i. Zutphen werd afgewezen, omdat klager kort daarvoor was weggeplaatst uit de BPG en
dus kort op een reguliere afdeling van de locatie De Schie zat. Het hiertegen ingestelde beroep is gegrond verklaard. Klager is daarop op eigen verzoek overgeplaatst naar Zutphen. Klager wil nu weer worden overgeplaatst naar Arnhem. Dit verzoek is
afgewezen, omdat hij op eigen verzoek is geplaatst in Zutphen en dan pas na zes maanden een nieuw verzoek tot overplaatsing kan doen. Het kan niet zo zijn, dat wanneer een gedetineerde iets niet bevalt hij maar verplaatst moet blijven worden. In het
geval van klager is geen sprake van omstandigheden die een overplaatsing noodzakelijk maken.

4. De beoordeling
De beroepscommissie merkt op dat de redenering dat een gedetineerde pas zes maanden na toewijzing van een verzoek tot overplaatsing een nieuw verzoek kan indienen, niet op wet- of regelgeving is gebaseerd. Een dergelijk verzoek kan dus niet op deze
grond worden afgewezen. Nu door klager echter geen zwaarwegende argumenten zijn aangevoerd, op grond waarvan hij moet worden overgeplaatst naar een andere inrichting, is de beslissing van de selectiefunctionaris niet onredelijk of onbillijk. Bovendien
komt uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Ooyerhoek naar voren dat klager bezoek in de inrichting ontvangt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 3 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven