Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2194/GB, 28 augustus 2014, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/2194/GB

Betreft: [klager] datum: 28 augustus 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M.F. Aarts, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 juni 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 27 januari 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Ooyerhoek Zutphen. Op 21 juli 2014 is klager overgeplaatst naar de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG-afdeling) van de penitentiaire
inrichtingen (p.i.) Vught.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De bestreden beslissing is onvoldoende gemotiveerd. Er wordt slechts verwezen naar een eerdere afwijzing van de selectiefunctionaris van een zelfde verzoek alsmede de uitspraak van de
beroepscommissie met betrekking tot een hiertegen ingesteld beroep met kenmerk 14/517/GB. Intussen is er zes maanden verstreken sinds een vorig verzoek tot overplaatsing werd afgewezen. De selectiefunctionaris heeft onvoldoende onderbouwd dat eiser
niet
verstoken is van bezoek. Over de frequentie van het bezoek wordt niet gesproken. Klagers bezoek dient een grote afstand af te leggen, hetgeen aanzienlijke kosten met zich meebrengt. Hij ontvangt niet regelmatig bezoek en raakt hierdoor onnodig
geïsoleerd. Klager geeft aan dat zijn gedrag hierdoor op een negatieve manier wordt beïnvloed.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Op 21 januari 2014 heeft de selectiefunctionaris een zelfde verzoek van klager afgewezen. De beroepscommissie heeft bij uitspraak van 3 juni 2014 met kenmerk
14/517/GB het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel leiden. Bovendien is klager niet verstoken van bezoek. De selectiefunctionaris verzoekt klager niet-ontvankelijk
te verklaren in zijn beroep.

4. De beoordeling
4.1. In het onderhavig beroep is de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem aan de orde. De selectiefunctionaris verzoekt klagers beroep niet-ontvankelijk te verklaren nu de beroepscommissie bij
uitspraak van 3 juni 2014 met kenmerk 14/517/GB een beroep van klager met betrekking tot een eerder afgewezen zelfde verzoek ongegrond heeft verklaard. Nu het een afwijzing van een nieuw verzoek tot overplaatsing betreft, gedaan – op twee dagen na –
zes
maanden na de vorige afwijzing zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen.

4.2. In het selectieadvies van 19 juni 2014 staat vermeld dat betrokkene af en toe bezoek krijgt. De reactie van de selectiefunctionaris dat klager niet verstoken is van bezoek, is feitelijk juist maar gaat voorbij aan de door klager naar voren
gebrachte omstandigheden die aan een frequenter bezoek in de weg kunnen staan. De beroepscommissie wijst hierbij ook op de – fictieve – einddatum van de detentie van 4 augustus 2017. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris is derhalve onvoldoende gemotiveerd en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als redelijk of billijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet af
van het opdragen van een nieuwe beslissing aan de selectiefunctionaris nu klager inmiddels is overgeplaatst naar de BPG-afdeling van de p.i. Vught. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
I.J.M.W. van der Sanden, secretaris, op 28 augustus 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven