Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1310/SGA, 24 april 2014, schorsing
Uitspraakdatum:24-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/1310/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 24 april 2013

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Zoetermeer.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 16 april 2014, inhoudende de oplegging van een aantal
toezichtmaatregelen voor de duur van drie maanden, ingaande op 16 april 2014 en eindigend op 16 juli 2014, in verband met verzoekers plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht/-maatschappelijk risico (de GVM-lijst) met de status ‘hoog’. De
directeur heeft daarbij gemeld dat hij de noodzaak tot voortduring van de maatregelen maandelijks zal toetsen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 17 april 2014 en van de aanvulling daarop, alsmede van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer inhoudende dat daar
nog geen stukken zijn ontvangen die betrekking hebben op onderhavige zaak. De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de door verzoekers advocaat, mr. B. Yesilgöz, gegeven nadere reactie op het door verzoeker ingediende schorsingsverzoek.

1. De beoordeling
Uit het verzoek valt te lezen dat verzoeker op 16 april 2014 een klaagschrift heeft gezonden aan de beklagcommissie. Gelet daarop acht de voorzitter vooralsnog voldoende aannemelijk dat er een klaagschrift is ingediend bij de beklagcommissie en kan
verzoeker worden ontvangen in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker en zijn raadsman hebben, onder verwijzing naar de uitspraak van de beroepscommissie van 20 augustus 2013 (13/1588/GA), om schorsing gevraagd van de thans bestreden beslissing van de directeur. In die zaak is geoordeeld dat onvoldoende
aannemelijk was geworden dat het opleggen van toezichtmaatregelen jegens verzoeker noodzakelijk was en is verzoekers beroep gegrond verklaard. Uit de stukken komt naar voren dat verzoeker nadien in vrijheid is gesteld en thans gedetineerd is op
verdenking van een nieuw strafbaar feit. Voor zover de directeur in de onderhavige zaak heeft aangegeven een belangenafweging te hebben gemaakt op basis van de informatie uit het Operationeel Overleg van 9 april 2014 moet worden vastgesteld dat de
enige nieuwe informatie daarbij is geweest dat er media-aandacht is geweest rondom verzoekers recente arrestatie. Waar sprake is van dat verzoeker een spil is in een onderwereldconflict met liquidaties, dat hij zelf ook doelwit was en dat een en ander
uitvoerig in de media is en wordt belicht, is de informatie overeenkomstig met en afkomstig uit het GRIP-rapport van 21 maart 2013 dat ten grondslag heeft gelegen aan de hiervoor genoemde beroepszaak. Een (mogelijke) eerdere ontsnapping uit detentie is
door de directeur in het geheel niet meegewogen bij het opleggen van de toezichtmaatregelen. De directeur verwijst daar niet naar in zijn beslissing maar doet dat pas in zijn reactie op het schorsingsverzoek en dan nog wel onder verwijzing naar hetgeen
verzoeker zelf daarover heeft opgenomen in dat schorsingsverzoek. Nu de directeur zijn beslissing vrijwel uitsluitend heeft gebaseerd op (de verwijzing naar) oude informatie die eerder niet voldoende werd geacht voor het opleggen van
toezichtmaatregelen, daarbij ieder inzicht ontbreektwat er gebeurd is na verzoekers vrijlating en wat van belang is voor een juiste beoordeling van de huidige situatie van verzoeker in dit kader, kan naar het voorlopige oordeel van de voorzitter niet
worden gesteld dat de directeur hier een eigen afweging heeft gemaakt die inzichtelijk is en ondersteund wordt met schriftelijke verslaglegging. Daarbij verdient opmerking dat uit de stukken volgt dat nieuwe, en mogelijk actuele GRIP-informatie
binnenkort te verwachten is, maar dat de directeur die niet heeft afgewacht noch zelf actief actuele informatie heeft ingewonnen. Een en ander betekent dat de beslissing tot de oplegging van toezichtmaatregelen als onredelijk en onbillijk moet worden
aangemerkt en dat tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing dient te worden overgegaan. Het verzoek zal worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de verdere tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur tot het moment dat de beklagcommissie op het klaagschrift heeft beslist.

Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 24 april 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven