Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/790/GV, 17 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/790/GV

betreft: [klager] datum: 17 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 11 maart 2014 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, voorzien van gronden op 27 maart 2014, ingediend
door
mr. J. de Vries, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 maart 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J. de Vries om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht.
Verzocht wordt om klager strafonderbreking te verlenen om hem in de gelegenheid te stellen om afscheid te nemen van zijn opa in Marokko. Ter onderbouwing wordt correspondentie met de selectiefunctionaris en worden stukken ten aanzien van de medische
situatie van klagers opa overgelegd. De situatie is thans onveranderd. Klager beschouwt zijn opa als vader/verzorger, nu deze gedurende zijn jeugd langere tijd voor hem heeft gezorgd. Onverteerbaar zou zijn als klager eerst de mogelijkheid krijgt
afscheid te nemen op een moment dat zijn opa al is overleden. Klager is formeel gedetineerd, maar feitelijk al geruime tijd in vrijheid gesteld. Hij houdt zich zoals te lezen valt in de stukken keurig aan alle door de reclassering gestelde voorwaarden.
Verzocht wordt om zo spoedig mogelijk te beslissen op het beroep.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden vanwege het medeplegen van een overval op een geldtransportwagen. Vanaf zijn vijftiende jaar is hij regelmatig veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten met geweld.
Klager verblijft thans in de uitvoering van zijn penitentiair programma waarvan de einddatum is vastgesteld op 14 mei 2014. Klager functioneert goed in het penitentiair programma.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft een negatief advies uitgebracht, omdat klager tot een lange gevangenisstraf is veroordeeld met daarbij dus ook een langere v.i.-termijn. De kans wordt groot geacht dat klager zich kan onttrekken aan de rest van zijn
detentie en eventuele bijzondere voorwaarden van de v.i.
Op grond van het OM-advies heeft de directeur van de PIA van p.i. Haarlem een negatief advies uitgebracht.
Het verzoek is afgewezen omdat de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) hier niet in voorziet. Het verzoek is gericht op een verblijf in het buitenland (Marokko) en het gaat om klagers grootvader die nog in leven is. In
andere gevallen waarin wel toestemming wordt verleend, betreft het de ouders of de kinderen van de gedetineerde bij overlijden. Tevens ontbrak bij de stukken een advies van het BIMA, waardoor de situatie van klagers grootvader niet kon worden getoetst.
Onjuist is dat klager al geruime tijd op vrije voeten zou zijn. Hij kan zich in het penitentiair programma bewegen in de vrije maatschappij onder strikte voorwaarden en controlemiddelen en er is op die manier toezicht op hem. Klager verblijft nog
steeds
in een detentiesituatie.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de PIA Haarlem heeft negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening in verband met het negatieve advies van het OM. In het advies is aangegeven dat de PIA tijdens het elektronisch toezicht geen meldingen/overtredingen heeft
ontvangen
en dat bij klager geen positieve urinecontroles zijn waargenomen.
Het OM heeft negatief geadviseerd ter zake van strafonderbreking, omdat klager tot een lange gevangenisstraf is veroordeeld, waarbij sprake is van een langere v.i.-termijn. De kans wordt te groot geacht dat klager zich zal onttrekken aan de rest van
zijn detentie en eventuele voorwaarden van de v.i.

3. De beoordeling
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek, wegens (gekwalificeerde) diefstal/afpersing. De datum van in vrijheid stelling is thans bepaald op 14 mei 2014.

Op grond van artikel 36 juncto 23 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar verkerende grootouder.

Artikel 5, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de Staatssecretaris in bijzondere omstandigheden kan toestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft. In de toelichting op dit artikel staat dat te denken
valt aan gevallen waarin de levenspartner, de ouder of het kind van de gedetineerde overleden is.

Bij de stukken bevinden zich Franstalige medische verklaringen waarin wordt aangegeven dat klagers grootvader 90 jaar oud is, is opgenomen (geweest) in het ziekenhuis, omdat zijn toestand verslechterde en er sprake is van meerdere chronische ernstige
lichamelijke kwalen.

Door de selectiefunctionaris is aangegeven dat een verklaring van de medisch adviseur ontbreekt.

In de toelichting op artikel 5 van de Regeling is naar het oordeel van de beroepscommissie geen limitatieve opsomming opgenomen waaruit volgt in welke specifieke gevallen strafonderbreking in het buitenland wordt toegestaan. Gevallen waarin de
levenspartner, de ouder of het kind van gedetineerde is overleden, worden als voorbeelden gegeven.

Nu voor de beoordeling van de aard en ernst van de toestand van klagers grootvader een verklaring van de medisch adviseur gewenst is, had het in de rede gelegen dat de Staatssecretaris alsnog het oordeel daaromtrent had ingewonnen van de medisch
adviseur. Nu de Staatssecretaris dit heeft nagelaten zal het beroep daarom gegrond worden verklaard en aan de Staatssecretaris zal worden opgedragen om zo spoedig mogelijk na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming
van deze uitspraak.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor de toekenning van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op om zo spoedig mogelijk na ontvangst van de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de
beroepscommissie. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven