Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0073/GA, 16 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 14/73/GA

betreft: [klager] datum: 16 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting Krimpen aan den Ijssel,

gericht tegen een uitspraak van 8 januari 2014 van de beklagcommissie bij voornoemde inrichting, gegeven op een klacht [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 maart 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Krimpen aan den Ijssel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het feit dat klager niet in de gelegenheid is gesteld urine af te staan in een afzonderingscel met cameraobservatie;
b. de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van vijf dagen, wegens het niet meewerken aan een urinecontrole; en
c. het niet in de gelegenheid gesteld zijn te luchten.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft medische klachten – een blaasprobleem – maar deze klachten zijn niet van dien aard dat klager niet binnen de gestelde tijd in staat
kan
worden geacht onder toezicht urine af te staan. Klager heeft in beklag enkel zijn medische klachten aangevoerd, eerst in beroep stelt klager dat sprake is van psychische klachten. Het is de medische dienst niet gebleken van redenen waarom klager geen
urine af zou kunnen staan onder direct toezicht. Een afzonderingscel is geen geschikte ruimte om iemand zondermeer in onder te brengen. Daarnaast beschikt de inrichting over slechts acht afzonderingsruimten en die zijn noodzakelijk voor de afhandeling
van straffen.
Desgevraagd erkent de directeur ter zitting dat het juist is dat in klagers medisch dossier inmiddels een advies van de arts is opgenomen, maar zij benadrukt dat dit geen medisch indicatie betreft, maar enkel een advies. Tevens erkent zij dat het juist
is dat klager, sinds het instellen van het onderhavige beroep de gelegenheid krijgt om urine af te staan in een afzonderingscel onder cameracontrole. De directeur benadrukt dat dit een onwenselijk situatie is en van de directie extra inspanning vergt.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager stelt problemen te hebben met plassen in het bijzijn van anderen en heeft daarom verzocht om te worden geplaatst in een afzonderingsruimte en
daar,
na fouillering en onder cameratoezicht, in de gelegenheid te worden gesteld om urine af te staan; het gaat niet om een strikt medische, maar om een psychische belemmering, hetgeen hij ook heeft aangegeven. Nadat dit een aantal keren is geweigerd en
klager vervolgens bestraft is, krijgt klager tegenwoordig wel de gelegenheid om te plassen in een afzonderingsruimte onder cameratoezicht.
Ter zitting heeft klager een kopie van zijn medisch dossier overgelegd waaruit blijkt dat sinds 9 januari 2014 in het medisch dossier van klager het advies van de arts is opgenomen om klager in afzondering en onder cameratoezicht urine te laten afstaan
in plaats van onder direct toezicht van een medewerker.

3. De beoordeling
Vast staat dat klager op 14 februari 2013 niet binnen vier uur urine ten behoeve van een urinecontrole heeft afgestaan. In artikel 3, vierde lid, van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) is bepaald dat, indien een
gedetineerde niet direct tot afgifte van urine in staat is, hij gedurende een periode van vier uur alsnog in de gelegenheid wordt gesteld om onder direct visueel toezicht urine af te staan. Uit artikel 8, tweede lid, van de Regeling volgt als
uitgangspunt dat het niet binnen vier uur afstaan van urine gelijkgesteld wordt met een weigering medewerking te verlenen aan een urinecontrole. De directeur kan aan een gedetineerde die weigert medewerking te verlenen aan de afname van een
urinecontrole een disciplinaire straf opleggen. Van bovengenoemd uitgangspunt kan slechts worden afgeweken indien sprake is van bijzondere omstandigheden. Aan de orde is derhalve de vraag of in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden.

Ter zitting is gebleken dat de inrichtingsarts heeft geadviseerd dat het voor klager beter is dat hij de mogelijkheid krijgt in afzondering urine af te staan. De urinecontroles waaraan klager wordt onderworpen vinden inmiddels op de geadviseerde wijze
plaats: urinecontrole in een afzonderingscel, na visitatie en onder cameratoezicht.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is aannemelijk dat in het geval van klager sprake is van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hij niet in staat is om in aanwezigheid en onder toezicht van een personeelslid te plassen. Of dit een
lichamelijke of geestelijke oorzaak kent, doet niet ter zake. Nu klager niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het niet kunnen urineren onder toezicht van een personeelslid, is de beslissing om hem een disciplinaire straf op te leggen in strijd
met het bepaalde in artikel 51, vijfde lid, Pbw.

Klager heeft op diezelfde 14 februari 2013 het luchtmoment gemist, omdat hij in zijn cel urine diende af te staan ten behoeve van een urinecontrole. De beroepscommissie stelt vast dat klager het recht heeft om dagelijks minimaal één uur te luchten.
Indien het in verband met de urinecontrole van klager niet mogelijk was om met zijn afdeling gezamenlijk te gaan luchten, had het op de weg van de directeur gelegen om klager een ander luchtmoment aan te bieden. Het aanbod van de directeur aan klager
om
af te zien van zijn bezoekmoment in de middag en op dat tijdstip te gaan luchten, acht de beroepscommissie niet redelijk.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 16 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven