Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3186/GA, 22 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:22-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3186/GA

betreft: [klager] datum: 22 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 augustus 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 november 2014, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klagers raadsman [...], gehoord.
De directeur heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Klager is, hoewel hij daartoe behoorlijk is opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel met ingang van 15 april 2014 en intrekking van het eerstvolgende verlof wegens de weigering mee te werken aan een urinecontrole en
b. de beslissing van de directeur tot terugplaatsing van klager in het basisprogramma.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager wilde wel meewerken aan de urinecontrole, maar kon dit niet. Het probleem kent geen medische oorzaak, maar is psychisch van aard. Bij binnenkomst in de p.i. Nieuwegein
heeft hij zijn probleem direct kenbaar gemaakt en aangegeven dat in de p.i. Grave hem de mogelijkheid werd geboden zonder direct toezicht urine af te staan. Hij ging er van uit dat deze uitzondering zou zijn opgenomen in zijn penitentiair dossier. Het
heeft volgens klager geen zin om met een psycholoog te praten. Hij heeft al jaren last van het probleem dat hij niet onder direct toezicht kan urineren. Klager heeft onder meer aangeboden om na visitatie, onder cameratoezicht urine af te staan. Klager
is van mening dat sprake is van een bijzondere omstandigheid. Hij verwijst daartoe naar de uitspraken van de beroepscommissie van 16 april 2014, nr. 14/73/GA, 3 oktober 2014, nr. 13/1867/GA en van 14 juni 2013, nr. 13/151/GA.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Vast staat dat klager op 15 april 2014 geen urine ten behoeve van een urinecontrole heeft afgestaan. Uit navraag bij de p.i. Grave is gebleken dat het hem in de p.i. Grave éénmalig is toegestaan slechts onder cameratoezicht urine af te staan. Door de
medische dienst van de p.i. Nieuwegein is geconstateerd dat bij klager geen sprake is van een medisch probleem.

Uit artikel 8, tweede lid, van de Regeling volgt als uitgangspunt dat het niet binnen vier uur afstaan van urine gelijkgesteld wordt met een weigering medewerking te verlenen aan een urinecontrole. De directeur kan aan een gedetineerde die weigert
medewerking te verlenen aan de afname van een urinecontrole een disciplinaire straf opleggen. Van bovengenoemd uitgangspunt kan slechts worden afgeweken indien sprake is van bijzondere omstandigheden. Aan de orde is derhalve de vraag of in dit geval
sprake is van bijzondere omstandigheden.

Klager heeft aangevoerd dat hij niet onder toezicht kan urineren en dit geen medische oorzaak heeft, maar zijn probleem psychisch van aard is. De beroepscommissie is van oordeel dat ook een probleem dat psychisch van aard is, medisch kan worden geduid
en dient te worden geobjectiveerd. Klager weigert hierover met een psycholoog te praten en heeft zijn probleem niet besproken met de medische dienst. Nu klagers probleem op geen enkele wijze is geobjectiveerd, is naar het oordeel van de
beroepscommissie onvoldoende gebleken van een bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld. Derhalve kon de directeur in redelijkheid beslissen tot oplegging van de disciplinaire straf als vermeld onder a. In bijlage 1 bij de Regeling selectie,
plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt “weigeren of manipuleren urinecontrole” als ‘rood’ gedrag aangemerkt. De beslissing tot terugplaatsing in het basisprogramma kan gelet hierop evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het
beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 22 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven