Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4284/GA, 1 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4284/GA

betreft: [klager] datum: 1 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 december 2013 van de beklagcommissie bij de locatie De Kruisberg Doetinchem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 april 2014, gehouden in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.M.W. Daamen, gehoord.
De directeur van de locatie De Kruisberg heeft schriftelijk aangegeven verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Bij brief van 10 april 2014 zijn namens de beroepscommissie aan de directeur van de locatie de De Kruisberg drie vragen gesteld in verband met de behandeling van het beroep ten aanzien van beklag KB 2013-171. De directeur heeft hierop bij brief van 15
april 2014 geantwoord. Een afschrift van beide brieven is aan klager en zijn raadsman verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde:
a. het feit dat klager op 26 september 2013 voor aanvang en na afloop van het transport is gevisiteerd (KB 2013-141);
b. een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, omdat klager tijdens het visiteren een discussie is gestart die is geëscaleerd en hij het personeel heeft uitgedaagd (KB 2013-142);
c. de weigering van het verzoek een magnetron op cel te hebben (KB 2013-171);
d. de weigering klager toe te staan via een webcam met zijn kinderen te communiceren (KB 2013 -172);
e. de weigering een laptop op cel te hebben (KB 2013-174);
f. de weigering een gekopieerde cd van klagers echtgenote aan hem uit te reiken (KB 2013-175);
g. het feit dat het klager niet wordt toegestaan twee vissen op cel te hebben (KB 2013-176) en
h. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, omdat klager geluidsoverlast heeft veroorzaakt (KB 2013-189).

De beklagcommissie heeft het beklag onder a., b., c. en d. ongegrond verklaard, het beklag onder e. gegrond verklaard en de directeur opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag onder f. en g. en het
beklag onder h. formeel gegrond verklaard en materieel gegrond verklaard voor zover de straf meer dan vijf dagen bedraagt en aan klager een tegemoetkoming van € 20,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.
Ten aanzien van a. licht klager toe dat in de huisregels staat dat gedetineerden bij vertrek en/of terugkomst van/naar de inrichting gefouilleerd of gevisiteerd worden. Nu er een keuzemogelijkheid is begrijpt klager niet waarom hij altijd wordt
gevisiteerd. Er is nimmer contrabande bij hem aangetroffen. Bovendien begrijpt hij niet waarom hij ook bij terugkomst wordt gevisiteerd nu de directeur heeft aangegeven dat hij de gedetineerden “schoon” dient aan te leveren aan de Dienst Vervoer en
Ondersteuning (DV&O).
Ten aanzien van b. licht klager toe dat hij het recht heeft om het feit dat hij stelselmatig wordt gevisiteerd ter discussie te stellen. Niet valt in te zien hoe hij hiermee de orde en veiligheid in gevaar zou hebben gebracht. Verder is het
schriftelijk
verslag niet tijdig aangezegd.
Ten aanzien van c. verklaart klager dat hij tijdens de Ramadan een magnetron op cel had (voor zijn celgenoot). Er heeft geen stroomuitval plaatsgevonden. Bovendien zijn er maar twee stopcontacten op een cel, zodat er maximaal twee elektrische apparaten
tegelijk kunnen worden aangesloten. Er staan veel producten op de winkellijst die bestemd zijn voor de magnetron. Verder wordt het warme eten dagelijks al tussen 11.00 en 11.30 uur uitgereikt. Er is maar één magnetron voor 36 gedetineerden die ook nog
eens alleen tijdens de recreatie kan worden gebruikt. Een magnetron staat in de huisregels niet bij de verboden, noch bij de toegestane voorwerpen, zodat de directeur een eigen belangenafweging dient te maken.
Ten aanzien van d. licht klager toe dat het hem ten onrechte niet wordt toegestaan met een webcam met zijn kinderen te communiceren. Vanwege de grote afstand tussen klager en zijn kinderen (140 km) is dit wel wenselijk. Klager beroept zich op het recht
op “family life” als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Tevens verwijst hij naar de uitspraak van de beroepscommissie van 22 augustus 2006, nr. 06/0698/GA. Klager wil de webcam zelf betalen. Klager is reeds dertien maanden voorlopig gehecht en het zal
minimaal nog een half jaar duren voor de rechtbank uitspraak doet. De directeur heeft niet onderbouwd welke veiligheidsrisico’s aan het gebruik van de webcam zouden kleven.
Met betrekking tot e. licht klager toe dat hij om een tegemoetkoming verzoekt nu hij nog steeds zijn laptop niet heeft kunnen gebruiken en hij al lange tijd niet aan zijn verdediging heeft kunnen werken.
Ten aanzien van f. licht klager toe dat niet valt in te zien waarom een gekopieerde cd van zijn vrouw niet is toegestaan nu in het weekend films worden afgedraaid met behulp van gebrande DVD’s en zijn strafdossier ook op gekopieerde cd’s staat.
Ten aanzien van g. licht klager toe dat het volgens de Pbw is toegestaan twee zoetwatervissen op cel te hebben. Klager heeft een enkelcel.
Ten aanzien van h. licht klager toe dat hij geen geluidsoverlast heeft veroorzaakt. Dit was zijn celgenoot en die heeft dat ook toegegeven. Hij verwijst naar een schriftelijke mededeling van een aan zijn celgenoot opgelegde disciplinaire straf. Voorts
is het schriftelijke verslag niet aangezegd en te laat afgehandeld. Subsidiair is klager van mening dat de straf te zwaar is. De gebruikelijke straf is één of twee dagen. Klager verzoekt om toekenning van een hogere tegemoetkoming.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van a. overweegt de beroepscommissie als volgt. Artikel 29, eerste lid, van de Pbw luidt: “De directeur is bevoegd een gedetineerde bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het
belang van de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken.”
De beroepscommissie is van oordeel dat in de regel het visiteren van een gedetineerde voor en/of na het transport, in het kader van de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting, voorstelbaar is. De directeur heeft in beklag aangegeven
dat
het landelijk beleid is dat standaard voor en na het transport wordt gevisiteerd. In de richtlijnen van DV&O staat dat de inrichting gedetineerden “schoon” moet aanleveren. Dat betekent dat de gedetineerden gevisiteerd moeten worden. De
beroepscommissie
overweegt dat het gezien de formulering van de wet echter mogelijk dient te zijn in specifieke gevallen een uitzondering te maken. Zij acht de beslissing tot het visiteren van klager voorafgaand aan het transport, gelet op het beleid van DV&O en in het
kader van de handhaving van de orde en veiligheid, niet onredelijk of onbillijk. Nu de directeur echter niet heeft aangegeven waarom het in het kader van de handhaving van de orde en de veiligheid noodzakelijk werd geacht klager, die voorafgaand aan
het
transport (diezelfde dag) reeds was gevisiteerd, na afloop van het transport nogmaals te visiteren en door klager onweersproken is aangevoerd dat bij hem nimmer contrabande zijn aangetroffen, is naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval
onvoldoende gemotiveerd waarom het in het belang van de orde en de veiligheid noodzakelijk was klager na afloop van het transport (nogmaals) te visiteren. Het enkele argument dat het landelijk beleid is dit te doen is naar het oordeel van de
beroepscommissie daartoe onvoldoende. Het beroep ten aanzien van a. zal dan ook gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een
tegemoetkoming van € 10,= worden toegekend.

Hetgeen in beroep ten aanzien van b. is aangevoerd kan niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. De beroepscommissie wenst evenwel aan de gronden toe te voegen dat in artikel 50, eerste lid, van de Pbw, waarin de verslaglegging
van feiten die onverenigbaar zijn met de orde of veiligheid in de inrichting dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming is geregeld, geen termijn wordt genoemd waarbinnen het verslag moet worden aangezegd. Het beroep ten aanzien
van b. zal ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van c. overweegt de beroepscommissie dat een magnetron in de huisregels van de locatie De Kruisberg niet onder de toegestane en niet onder de verboden voorwerpen is vermeld. De directeur heeft in beklag aangevoerd dat de invoer van de
magnetron is geweigerd in verband met de belasting van het stroomnet. Indien het klager wordt toegestaan een magnetron op cel te hebben, dient dit immers aan alle gedetineerden te worden toegestaan. Naar aanleiding van hetgeen door en namens klager is
aangevoerd over de beschikbaarheid van de magnetron op de afdeling, heeft de beroepscommissie de directeur schriftelijk een aantal vragen gesteld over het tijdstip van uitreiken van de warme maaltijd en de beschikbaarheid van de magnetron op de
afdeling
voor het eventueel opwarmen van de maaltijd op een later tijdstip. De directeur heeft aangegeven dat de warme maaltijd dagelijks tussen 11.30 en 11.45 uur wordt uitgereikt. Voorts kunnen de gedetineerden gedurende de recreatie gebruikmaken van de
magnetron. Gedurende klagers verblijf in de inrichting was dit zes keer per week, één uur per dag. De gedetineerden worden uitgesloten in groepen van 12. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de beroepscommissie niet gebleken dat klager
onvoldoende gelegenheid heeft een warme/opgewarmde maaltijd te nuttigen en is onvoldoende gebleken dat er voor klager een noodzaak bestond een magnetron in te voeren. De directeur heeft dan ook in redelijkheid kunnen beslissen tot weigering van de
magnetron. Het beroep ten aanzien van c. zal ongegrond worden verklaard.

Hetgeen door en namens klager ten aanzien van d. is aangevoerd kan niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Ten aanzien van klagers beroep op artikel 8 van het EVRM, het recht op “familylife” overweegt de beroepscommissie dat
dit recht niet absoluut is en vrijheidsbeneming tot een ingrijpende maar daarmee nog niet ongerechtvaardigde beperking daarvan kan leiden. Bovendien is niet gebleken dat klager verstoken is van bezoek van zijn kinderen. De beroepscommissie verklaart
het
beroep ten aanzien van d. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

Nu het beklag ten aanzien van e. gegrond is verklaard en de directeur is opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, verklaart de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk in zijn beroep ten aanzien van e.

Hetgeen klager ten aanzien van f. heeft aangevoerd, kan niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van g. overweegt de beroepscommissie als volgt. In de huisregels van de locatie De Kruisberg is onder 4.5.1.1. bepaald dat dieren niet zijn toegestaan. Op grond van 4.5.1.2. van de Regeling model huisregels (de Regeling) is een eenvoudig
aquarium, niet groter dan 40 cm x 25 cm c 30 cm met één of twee zoetwatervissen toegestaan. Bij dit artikel is vermeld dat indien sprake is van een inrichting met een bijzondere bestemming of met een meerpersoonsverblijfsruimte de directeur niet
verplicht is dit onderwerp over te nemen. Nu de locatie De Kruisberg beschikt over meerpersoonsverblijfsruimten was de directeur dan ook bevoegd om ten aanzien van dit onderwerp van de Regeling af te wijken. De omstandigheid dat klager op een enkelcel
verblijft, doet daar niet aan af. Nu klager klaagt over een algemene regel die niet in strijd is met hogere regelgeving en klager naar het oordeel van de beroepscommissie geen bijzondere omstandigheden aanvoert waarom in zijn geval een uitzondering
dient te worden gemaakt, is klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Het beroep ten aanzien van g. zal ongegrond worden verklaard.

Hetgeen klager ten aanzien van h. heeft aangevoerd, kan evenmin leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het is onvoldoende aannemelijk dat klager niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de geluidsoverlast. Hierbij is
tevens in aanmerking genomen dat, anders dan klager heeft aangevoerd, uit de overgelegde schriftelijke mededeling van 28 oktober 2013, waarbij aan klagers celgenoot een disciplinaire straf is opgelegd, niet volgt dat de celgenoot heeft verklaard dat
hij
de geluidsoverlast heeft veroorzaakt. Het beroep ten aanzien van h. zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
Zij verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep ten aanzien van e.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 1 mei 2014

secretaris voorzitter

Naar boven