Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4160/GA, 2 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:02-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4160/GA

betreft: [klager] datum: 2 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

gericht tegen een uitspraak van 2 december 2013 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Alphen aan den Rijn.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 5 november 2013, wegens het niet opvolgen van opdrachten van het personeel, het aannemen van een dreigende houding jegens het personeel en het doen van
dreigende uitspraken jegens het personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Aan klager is geen tegemoetkoming toegekend.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft geen klaagschrift, maar enkel een schorsingsverzoek ingediend. De secretaris van de beklagcommissie heeft aan de schorsingsvoorzitter
meegedeeld dat geen klaagschrift was ontvangen, maar dat het schorsingsverzoek tevens als klaagschrift wordt aangemerkt. Klager heeft ook ter zitting van de beklagcommissie te kennen gegeven dat hij geen klaagschrift heeft ingediend. De
schorsingsvoorzitter en de beklagcommissie zijn er ten onrechte van uitgegaan dat klager een klaagschrift heeft ingediend. Uit de Pbw blijkt duidelijk dat pas een schorsingsverzoek kan worden ingediend als de gedetineerde ook een klacht over hetzelfde
onderwerp heeft ingediend. Gelet hierop had zowel de schorsingsvoorzitter als de beklagcommissie klager niet-ontvankelijk moeten verklaren. Overigens is ‘de klacht’ slechts ter zitting behandeld omdat de directeur te kennen had gegeven dat nog een
definitieve beslissing moest worden genomen. Ten onrechte heeft de beklagcommissie de klacht inhoudelijk behandeld.
De directeur acht het voorts onbegrijpelijk dat de beklagcommissie het beklag gegrond heeft verklaard. De directeur heeft zich wel degelijk aan de procedurele regels gehouden. Het voorval waarvoor klager is gestraft heeft plaatsgevonden op 28 oktober
2013 omstreeks 14.30 uur. De directeur heeft het rapport van dit voorval op 29 oktober 2013 rond 13.00 uur afgehandeld. Vanaf dat moment heeft de directeur 24 uur de tijd om de beschikking aan klager uit te reiken. De beschikking is op 30 oktober 2013
omstreeks 11.30 uur en dus tijdig aan klager uitgereikt.
De directeur is ten slotte van mening dat hij op goede gronden aan klager een disciplinaire straf heeft opgelegd. Aan klager was reeds een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel opgelegd en tijdens de tenuitvoerlegging van
die
straf heeft klager zich (opnieuw) ernstig misdragen. Dit betreft een nieuw feit. De directeur heeft ervoor gekozen de bestreden straf te laten ingaan aansluitend op de straf van veertien dagen.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De directeur heeft aangevoerd dat de beklagcommissie klager in diens klacht niet-ontvankelijk had moeten verklaren, omdat klager een schorsingsverzoek zonder onderliggend klaagschrift heeft ingediend. Wat hiervan ook zij, de beroepscommissie zal uit
proceseconomische overwegingen de zaak in beroep opnieuw ten gronde beoordelen.

Het incident waarvan rapport is opgemaakt en waarvoor klager de bestreden disciplinaire straf is opgelegd, heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2013 omstreeks 14.30 uur. In beroep is aannemelijk geworden dat de directeur het rapport heeft afgehandeld en
daartoe klager heeft gehoord op 29 oktober 2013 omstreeks 13.00 uur. Dit is ook het moment waarop de directeur heeft beslist klager een disciplinaire straf op te leggen. De beroepscommissie stelt vast dat de schriftelijke mededeling van de
disciplinaire
straf aan klager is uitgereikt op 30 oktober 2013 om 11.30 uur.

In artikel 50, tweede lid, van de Pbw is bepaald dat de directeur beslist over het opleggen van een disciplinaire straf zo spoedig mogelijk nadat hem verslag (als bedoeld artikel 50, eerste lid, van de Pbw) is gedaan. De beroepscommissie is van
oordeel,
in aanmerking genomen haar eerdere uitspraken, waaronder die met kenmerk 13/3300/GA, dat ‘zo spoedig mogelijk’ als bedoeld in voormeld artikellid in beginsel inhoudt ‘binnen 24 uur’.
De beroepscommissie stelt aldus vast dat de directeur 22,5 uur nadat het incident had plaatsgevonden – dus tijdig – heeft beslist aan klager een disciplinaire straf op te leggen.

Uit artikel 58, eerste lid, van de Pbw volgt dat de directeur de gedetineerde van een beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf onverwijld een schriftelijke mededeling geeft. De beroepscommissie is van oordeel, in aanmerking genomen haar
eerdere uitspraken, waaronder die met kenmerk 13/1715/GA, dat ‘onverwijld’ als bedoeld in voormeld artikellid in beginsel betekent ‘binnen 24 uur’. Deze termijn gaat in op het moment waarop de directeur beslist tot oplegging van een disciplinaire
straf.
De beroepscommissie stelt vast dat de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf aan klager is uitgereikt 22,5 uur – dus wederom tijdig – nadat de directeur heeft beslist tot oplegging van de disciplinaire straf.

Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur niet in strijd met enige wettelijke bepaling heeft gehandeld.

Gelet op het schriftelijk verslag dat is opgemaakt naar aanleiding van het incident van
28 oktober 2013 en waarvan de inhoud niet door klager is bestreden, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager de bestreden disciplinaire straf op te leggen.

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 2 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven