Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3740/GA, 14 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3740/GA

betreft: [klager] datum: 14 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 november 2013 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.V. van der Bom, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur
van
de locatie De Schie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag luidt:
a. dat op klagers cel aanwezige foto’s van de moeder van zijn kinderen bij gelegenheid van een celinspectie zijn meegenomen (S-2013-346);
b. dat op klagers cel aanwezige post van zijn advocaat bij gelegenheid van een celinspectie is geopend, doorzocht, gelezen, gekopieerd en meegenomen (S-2013-349);
c. en betreft de beslissing van de directeur van 9 augustus 2013, inhoudende dat klager telkens als hij zijn cel verlaat handboeien krijgt aangelegd, voor een periode van twee weken (ingaande op 9 augustus 2013 en eindigende op 23 augustus 2013)
(S-2013-416).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a: klager heeft op 24 juni 2013 aan zijn bezoek een briefje overhandigd met daarop de gegevens van de moeder van zijn kinderen. De directeur beweert dat de gegevens op het briefje van een behandelaar uit FPC
De Kijvelanden zijn. Klager is hiervoor gestraft maar die straf is omgezet in een ordemaatregel, omdat sprake zou zijn van dreigende escalatie. Tijdens klagers verblijf in de afzonderingscel heeft een inspectie van zijn cel plaatsgevonden. Bij
gelegenheid van die celinspectie heeft het personeel een aantal uitgeprinte facebook-pagina’s meegenomen met daarop foto’s van de moeder van klagers kinderen. Dit is een uitvloeisel van het ‘briefjesincident’. Die facebook-pagina’s zijn later weer aan
klager teruggegeven, maar er was geen enkele reden die pagina’s in beslag te nemen. Ter zitting heeft klager de betreffende facebook-pagina’s aan de beroepscommissie getoond.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b: tijdens die celinspectie is ook klagers geprivilegieerde post doorzocht. Om die foto’s van de moeder van zijn kinderen te kunnen vinden, heeft het personeel door zijn advocatenpost en Pro Justitia
rapportage moeten bladeren. Ook zijn poststukken meegenomen. Uit een recente uitspraak van de beroepscommissie blijkt dat tijdens een celinspectie niet buiten aanwezigheid van de gedetineerde door geprivilegieerde post gebladerd mag worden. Klager had
op zijn minst aanwezig willen zijn op het moment dat zijn geprivilegieerde post werd doorzocht.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder c: klager is in maart 2013 binnengekomen in de locatie De Schie. Direct bij binnenkomst is ten aanzien van klager het boeienregime toegepast. Na een aantal maanden heeft de beklagcommissie beslist dat steeds
tussentijds aan de hand van recente adviezen moet worden getoetst of voortzetting van het boeienregime noodzakelijk is. Als gevolg van deze uitspraak had ten aanzien van klager geen boeienregime meer mogen worden toegepast. Maar dit is wel gebeurd.
Naar
aanleiding van deze uitspraak heeft de directeur een psychiater ingeschakeld. Deze psychiater is elke twee weken bij klager langsgekomen om met hem te praten. Klager heeft evenwel consequent geweigerd met de psychiater in gesprek te gaan. Toch heeft de
psychiater een advies uitgebracht op basis waarvan de directeur heeft besloten het boeienregime te laten voortduren. De directeur heeft het boeienregime verlengd, omdat klager niet wil praten met de psychiater en voorts weinig contact heeft met het
personeel. Deze beslissing is gebaseerd op klagers gedrag in het verleden, terwijl klager zich in de locatie De Schie altijd goed heeft gedragen. Er was derhalve geen reden voor toepassing van een boeienregime. Tot op heden verblijft klager
onverminderd
in het boeienregime.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a: de inbeslagname van de betreffende foto’s vloeide voort uit het ‘briefjesincident’ op 24 juni 2013. Naast foto’s zijn ook dreigbrieven gericht aan een behandelaar uit FPC De Kijvelanden in beslag genomen.
De foto’s zijn onderzocht, maar op die foto’s bleek niet de behandelaar uit De Kijvelanden te staan. Vervolgens heeft het personeel die foto’s aan klager geretourneerd.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b: in een uitspraak van 2004 heeft de beroepscommissie beslist dat het is toegestaan om in het kader van een celinspectie op cel aanwezige advocatenpost te controleren. Desgevraagd heeft de directeur
geantwoord dat tijdens een celinspectie door het personeel advocatenpost wordt doorzocht en onderzocht. Het heeft geen zin een celinspectie te houden als het personeel niet alle op cel aanwezige voorwerpen op contrabande mag controleren. Niet uit te
sluiten is dat het personeel in de cel aanwezige brieven vluchtig bekijkt om te kunnen controleren van wie die brieven afkomstig zijn. Post van advocaten wordt in ieder geval nooit gelezen. Een gedetineerde is niet aanwezig op het moment dat zijn cel
wordt geïnspecteerd.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder c: de beklagcommissie heeft in een eerder stadium beslist dat de directeur zijn beslissing om ten aanzien van klager een boeienregime toe te passen dient te baseren op adviezen van een psychiater of
psycholoog. De directeur heeft zijn bestreden beslissing van 9 augustus 2013 gebaseerd op een advies van de psychiater welk advies dateert van 8 augustus 2013. Het feit dat klager weigert te spreken met de psychiater betekent niet dat deze geen advies
kan uitbrengen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. In aanvulling op die beslissing overweegt de
beroepscommissie dat de directeur, in aanmerking genomen hetgeen is voorgevallen op
24 juni 2013 – het ‘briefjesincident’ – in redelijkheid heeft kunnen beslissen de betreffende facebook-pagina’s met daarop foto’s van klagers cel te verwijderen om deze nader te onderzoeken. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de
uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre met aanvulling van de gronden worden bevestigd.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beroepscommissie acht, gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, aannemelijk geworden dat bij gelegenheid van de inspectie van
klagers cel geprivilegieerde post is doorzocht en onderzocht op de aanwezigheid van contrabande. Klager was hierbij niet aanwezig.

Uit artikel 36, tweede lid, van de Pbw volgt dat enveloppen of andere poststukken, afkomstig van of bestemd voor de in artikel 37, eerste of tweede lid, van de Pbw genoemde personen of instanties slechts in het bijzijn van de betreffende gedetineerde
mogen worden geopend en onderzocht op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen. Dit laatste, zo blijkt uit de memorie van toelichting, om te waarborgen dat deze controle zich niet uitstrekt tot de geschreven inhoud van de poststukken. De vraag of
deze
bescherming ook geldt in geval enveloppen of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw genoemde geprivilegieerde personen of instanties op de cel van de gedetineerde aanwezig zijn, heeft de
beroepscommissie bij uitspraak van 29 januari 2014 (kenmerk 13/1993/GA) bevestigend beantwoord. Dit betekent dat als tijdens een celcontrole enveloppen of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor een geprivilegieerde persoon of instantie worden
aangetroffen, deze slechts in het bijzijn van de betreffende gedetineerde mogen worden geopend en worden onderzocht op de aanwezigheid van contrabande.

Nu klagers geprivilegieerde post is onderzocht buiten zijn aanwezigheid, zal de beroepscommissie het beroep van klager gegrond verklaren. De uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden
verklaard. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming van € 5,= toekennen.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder c. overweegt de
beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. In aanvulling op die beslissing overweegt de beroepscommissie dat de directeur bij zijn beslissing van 9 augustus 2013 alle
in
aanmerking komende belangen en relevante feiten en omstandigheden, waaronder het advies van de psychiater van 8 augustus 2013, heeft meegewogen. Met de beklagcommissie is de beroepscommissie derhalve van oordeel dat de directeur in redelijkheid de
bestreden beslissing heeft kunnen nemen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre met aanvulling van de gronden worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 14 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven