Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3458/GB, 20 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:20-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/3458/GB

Betreft: [klager] datum: 20 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Weldam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 oktober 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 18 juli 2013 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Wolvenplein te Utrecht. Op 9 september 2013 is hij geplaatst in het PPC van de p.i. Vught, een inrichting voor bijzondere opvang als bedoeld in
artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, waar een individueel regime geldt. Op 15 november 2013 is klager in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De medische indicatiestelling en de gegevens van de screening ontbreken waardoor niet kan worden beoordeeld of de beslissing om klager in een PPC te plaatsen op goede gronden is genomen. In lijn met de uitspraak van de beroepscommissie in de zaak met
kenmerk 13/0718/GB waarin op 22 mei 2013 uitspraak is gedaan, moet de bestreden beslissing worden vernietigd. Uit de stukken kan onvoldoende worden afgeleid dat klager leidt aan een stoornis, een problematiek of een beperking waarvoor forensische zorg
is geïndiceerd dan wel dat er in verband met de vraag of er forensische zorg is geïndiceerd nadere observatie vereist is. De overgelegde informatie is te summier en geeft onvoldoende inzicht in de gronden en overwegingen die hebben geleid tot klagers
plaatsing in het PPC van de p.i. Vught. Evenmin blijkt dat er zorg is geïndiceerd die de zorg van de Extra Zorg Voorziening van het h.v.b. van de locatie Wolvenplein overstijgt. Uit de stukken blijkt niet dat er sprake is van een objectiveerbare vrees
voor agressieproblematiek tussen klager, zijn medegedetineerden en het personeel. Klager verzoekt om tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies van het h.v.b. van de locatie Wolvenplein van 5 september 2013 en de indicatiestelling van 5 september 2013 blijkt dat klager niet in een regulier regime kan verblijven. Klager heeft een hoger zorgniveau nodig zoals dat geboden
wordt in een PPC. Klager is medicatieontrouw waardoor zijn functioneren is verslechterd. Hij is niet te volgen in zijn gesprekken en praat in het luchtledige. Klager is niet in staat om een concreet antwoord te geven en is moeilijk in het gareel te
houden.

4. De beoordeling
4.1. Het PPC van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van het bepaalde in artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen voor plaatsing in een PPC die gedetineerden in aanmerking, ten aanzien van wie in verband met een psychiatrische stoornis, een
persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd of ten aanzien van wie in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is
vereist. In de toelichting bij artikel 20c is bepaald dat de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uitbrengt over de behoefte aan forensische zorg. Dit advies wordt gegeven op basis
van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg van de inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.

4.3. Uit de indicatiestelling blijkt niet dan wel onvoldoende dat er sprake was van een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking waarvoor forensische
zorg was geïndiceerd of dat er ten aanzien van klager in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie was vereist. De indicatiestelling voor plaatsing in een PPC is onvoldoende gemotiveerd. De directeur van het h.v.b. van
de locatie Wolvenplein geeft in het selectieadvies van 5 september 2013 aan dat het, gelet op klagers gedrag, wenselijk is klager in het PPC van de p.i. Vught te plaatsen. Onvoldoende gemotiveerd is waarom klagers gedrag aanleiding geeft tot plaatsing
in het PPC van de p.i. Vught. Klager heeft ten onrechte twee maanden in het PPC van de p.i. Vught verbleven. Nu klager op 15 november 2013 in vrijheid is gesteld volstaat de beroepscommissie, overeenkomstig artikel 73, vierde lid jo. artikel 68, derde
lid, onder c van de Pbw, met de enkele vernietiging van de bestreden beslissing. De beroepscommissie kent klager een tegemoetkoming toe ten bedrage van € 100,=.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe ten bedrage van € 100,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van der Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.H. Nijp, secretaris, op 20 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven