Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2575/GA, 16 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2575/GA

betreft: [klager] datum: 16 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Westlinge te Heerhugowaard,

gericht tegen een uitspraak van 30 juli 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 november 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Heerhugowaard, en [...], juridisch medewerker van de
p.i. Heerhugowaard.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel – behalve tijdens de arbeidsuren – wegens een positieve uitslag op het gebruik van softdrugs bij een urinecontrole van 24 juni 2013.
Tevens is van klagers eerstvolgende weekendverlof 24 uur ingetrokken.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en heeft aan klager een tegemoetkoming van € 22,50 toegekend.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Gelet op de uitslagen van de bij klager afgenomen urinecontroles is het zeer aannemelijk dat klager in de inrichting softdrugs heeft
gebruikt. Het vaststellen van bijgebruik gebeurt in de locatie Westlinge, evenals in alle andere penitentiaire inrichtingen, met behulp van de THC/kreatinine-ratio (en niet de THC-waarde). Voor berekeningen over bijgebruik van softdrugs dient volgens
het laboratorium ‘Diagnostiek voor U’ daarnaast acht te worden geslagen op de halfwaardetijd van THC van 36 uur. Hieruit volgt dat de THC/kreatinine-ratio na elke 36 uur ongeveer gehalveerd dient te zijn. De beklagrechter heeft in de bestreden
uitspraak
overwogen dat het bovengeschetste beleid van de locatie Westlinge afwijkt van wat staat in het beleidsstuk Drugsontmoedigingsbeleid in penitentiaire inrichtingen, van 1 oktober 2008 (verder: het Drugsontmoedigingsbeleid). In het
Drugsontmoedigingsbeleid
staat dat een dalende THC-waarde wordt beschouwd als niet-gebruik. Volgens de beklagrechter had aan klager geen straf mogen worden opgelegd, omdat zijn THC-waarde is gedaald. Doel van het Drugsontmoedigingsbeleid is de beschikbaarheid van drugs in
inrichtingen zoveel mogelijk te beperken. Het kunnen vaststellen van het gebruik als ook van bijgebruik van drugs door middel van urinecontroles is daarbij essentieel. De directeur voert een eerlijk en consequent beleid, waarbij het ontmoedigen van
drugs prevaleert. Het Drugsontmoedigingsbeleid dateert van 2008. De inzichten en ontwikkelingen voor het vaststellen van (bij)gebruik zijn inmiddels uitgebreid en verfijnd en er is sprake van voortschrijdend inzicht. Als het uitgangspunt van de
beklagrechter wordt gevolgd, zou dit betekenen dat een gedetineerde in de inrichting drugs kan gebruiken mits hij ervoor zorgt dat zijn THC-waarde daalt. Dit is een onwenselijke situatie. De beroepscommissie heeft in meerdere recente uitspraken beslist
dat bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van bijgebruik moet worden gekeken naar de THC/kreatinine-ratio en de halfwaardetijd van THC van 36 uur. In haar uitspraak van 12 april 2013 (13/0228/GA) heeft zij zelfs expliciet geoordeeld dat dit
een geëigende manier is om bijgebruik vast te stellen. Nu de rechtspraak van de beroepscommissie op dit punt consequent en eenduidig is, aldus de directeur, wordt de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid gewaarborgd.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit inlichtingen die ‘Diagnostiek voor U’– het laboratorium dat de urinemonsters van gedetineerden onderzoekt – in het kader van eerdere beroepszaken heeft verstrekt blijkt dat als afkapwaarde van THC een waarde van 50 ng/ml wordt gehanteerd. Echter,
indien uit de uitslag van een urinecontrole blijkt dat een gedetineerde een THC-waarde heeft die hoger is dan de afkapwaarde betekent dit niet per definitie dat de gedetineerde softdrugs heeft (bij)gebruikt. Uit de inlichtingen van ‘Diagnostiek voor U’
volgt dat bij de beoordeling van de vraag of bijgebruik van cannabis (THC) sinds de vorige urinecontrole aannemelijk is, in aanmerking moet worden genomen de bij de urinecontrole gemeten THC/kreatinine-ratio – dit is de verhouding tussen de gemeten
THC-waarde en de gemeten kreatininewaarde in de urine – en de gemiddelde halfwaardetijd van THC (als ook van de THC/kreatinine-ratio) van 36 uur. In navolging van de inlichtingen van ‘Diagnostiek voor U’ hanteert de beroepscommissie als uitgangspunt
dat
de bij een (vervolg)urinecontrole gemeten THC/kreatinine-ratio elke 36 uur (ongeveer) moet zijn gehalveerd, ten opzichte van de ratio die is gemeten bij de vorige urinecontrole. Indien de THC/kreatinine-ratio op het moment van afname van de
(vervolg)urinecontrole, gelet op het bovenstaande beoordelingskader, niet voldoende is gedaald ten opzichte van de ratio die is gemeten bij de vorige urinecontrole, dan gaat ‘Diagnostiek voor U’ (en mitsdien de beroepscommissie) er in beginsel vanuit
dat sprake is van bijgebruik van cannabis.

Bij klager zijn op 22 mei 2013 en op 24 juni 2013 urinecontroles afgenomen. Uit het uitslagenformulier blijkt dat bij de urinecontrole van 22 mei 2013 een THC/kreatinine-ratio is gemeten van 156 en dat bij de urinecontrole van 24 juni 2013 een
THC/kreatinine-ratio is gemeten van 4,38. Toepassing van het hierboven genoemde uitgangspunt op klagers situatie, leidt tot de constatering dat klagers THC/kreatinine-ratio in de periode tussen 22 mei 2013 en 24 juni 2013 onvoldoende is gedaald.

De beroepscommissie onderkent dat de gehanteerde halfwaardetijd van de THC/kreatinine-ratio van 36 uur een gemiddelde halfwaardetijd betreft, die niet onverkort op elke gedetineerde kan worden toegepast. Daarom kan in bijzondere omstandigheden – die
door de gedetineerde aannemelijk moeten worden gemaakt – van bovengenoemd uitgangspunt worden afgeweken. In dit geval is niet aannemelijk geworden dat sprake is van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op bovengenoemd uitgangspunt
rechtvaardigen.
Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager in de periode tussen 22 mei 2013 en 24 juni 2013 cannabinoïden heeft bijgebruikt.

Ter discussie staat of de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager naar aanleiding van genoemde uitslag disciplinair te straffen. De beklagrechter heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de directeur door oplegging van de disciplinaire
straf heeft gehandeld in strijd met de rechtszekerheid, omdat in het Drugsontmoedigingsbeleid staat dat een dalende THC-waarde, zoals bij klager het geval is, wordt aangemerkt als niet-gebruik.
Vast staat dat de controle op (bij)gebruik aan de hand van de THC/kreatinine-ratio praktijk is. Het is voorts vaste rechtspraak dat bij de beoordeling van de vraag of bijgebruik aannemelijk is, in aanmerking moet worden genomen de THC/kreatinine-ratio
en niet enkel de THC-waarde. Die vaste rechtspraak is voor een ieder openbaar en toegankelijk. Een eventueel beroep op het vertrouwensbeginsel dient te falen, omdat klager geacht wordt die rechtspraak van de beroepscommissie te kennen.

Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om klager een disciplinaire straf op te leggen niet in strijd is met de wet en evenmin als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep van de
directeur zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 16 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven