Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4090/JV, 13 december 2013, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4090/JV

betreft: [klager] datum: 13 december 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een op 11 december 2013 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A. Smits,
namens

[...], geboren op [1997], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 5 december 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

In het beroepschrift van 11 december 2013 wordt dringend verzocht zo mogelijk vóór 14 december 2013 uitspraak te doen. Vanwege de spoedeisendheid heeft de beroepscommissie de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het
beroep. De reactie van de Staatssecretaris is op 13 december 2013 ontvangen en is ter kennisneming aan klager en zijn raadsvrouw gezonden. Klager en zijn raadsvrouw mr. J.A. Smits konden niet meer in de gelegenheid worden gesteld om het beroep
schriftelijk nader toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft geweigerd machtiging te verlenen aan de directeur van de j.j.i. Den Hey-Acker te Breda om klager op 14 december 2013 incidenteel verlof te verlenen voor het bijwonen van het 50-jarig huwelijksfeest van zijn opa en oma.

2. De feiten
Klager ondergaat een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) wegens zedendelicten. Deze maatregel is opgelegd bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 mei 2012. Klager is op 3 september
2012 geplaatst op de afdeling ESP (ernstige zedenproblematiek) van de justitiële jeugdinrichting Den Hey-Acker te Breda, hierna de inrichting. De directeur van de inrichting heeft op 25 november 2013 bij de Staatssecretaris een aanvraag ingediend om
klager op 14 december 2013 van 15.00 tot 22.00 uur incidenteel verlof te verlenen voor het bijwonen van het 50-jarig huwelijksfeest van zijn opa en oma in een partycentrum te Krimpen aan de Lek. De staatssecretaris heeft op 5 december 2013 afwijzend op
dit verzoek beslist.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De beroepscommissie wordt gevraagd een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat klager op zaterdag 14 december 2013 met incidenteel verlof kan gaan. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter meteen uitspraak doen
in de hoofdzaak als een nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van het beroep.
Artikel 32 Reglement justitiële jeugdinrichtingen (Rjj) geeft geen limitatieve opsomming van de mogelijkheden voor het verlenen van incidenteel verlof. Daarom dient per geval te worden bekeken of incidenteel verlof kan worden verleend. In klagers geval
is het 50-jarig huwelijksfeest zodanig belangrijk dat klager incidenteel verlof voor het bijwonen daarvan moet worden verleend. Klager heeft in zijn leven verscheidene dingen meegemaakt waaronder ook afwijzingen. Het niet aanwezig kunnen zijn bij het
feest van zijn opa en oma zal een bevestiging zijn van datgene wat hij in het verleden heeft meegemaakt. Dat zal zijn behandeling en zijn zelfvertrouwen geen goed doen. Verder gaat de gezondheid van oma hard achteruit en is de levensverwachting
onvoorspelbaar. Vanwege de gezondheid van opa en oma is de kans zeer groot dat het de laatste keer is dat de gehele familie, waar klager bij hoort, bij elkaar is. Te zijner tijd heeft hij hulp van zijn familie bij zijn resocialisatie nodig. Klager
heeft
nog geen verlofstatus, omdat geen mensen beschikbaar waren voor verlofbegeleiding. Klager verblijft vanwege een zedendelict op een zedenafdeling, maar vanuit de inrichting is alles zodanig geregeld dat er totaal geen sprake is van enig risico. Er
zullen
twee begeleiders met klager meegaan en hem gedurende het gehele incidentele verlof begeleiden. De familie is daarvan op de hoogte en heeft daartegen geen bezwaar. Met klager zijn afspraken gemaakt, waaraan hij zich zal houden, mede omdat het contact
met
zijn opa en oma zo belangrijk voor hem zijn. De inrichting schat het risico op onttrekking en/of recidive in als laag. Het familiediner zal plaatsvinden in een partycentrum te Krimpen aan de Lek, alwaar het feest in een besloten ruimte plaatsvindt en
klager geen contact zal hebben met buitenstaanders. De officier van justitie heeft te kennen gegeven geen bezwaar te hebben. Verder heeft klager eerder op basis van een civielrechtelijke titel gesloten verbleven in de instelling Horizon en destijds
laten zien dat hij in staat is op begeleid verlof te gaan en zich aan afspraken te houden.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het 50-jarig huwelijksfeest van de grootouders van klager is geen onverwachte gebeurtenis als bedoeld in artikel 32 Rjj, maar een gepland familiefeest. Artikel 32 Rjj is niet bedoeld voor dergelijke geplande gebeurtenisen. Verwezen wordt naar uitspraak
07/3402/JV waarin is aangegeven dat het huwelijk van een zus in principe geen reden is voor het verlenen van incidenteel verlof. Het 50-jarig huwelijksfeest is een vergelijkbare gebeurtenis.
Daarnaast is niet onderbouwd waarom klagers aanwezigheid bij het feest noodzakelijk is. Klagers aanwezigheid is wenselijk, gezien de banden met de familie en de wens van zijn grootouders dat ook klager aanwezig is. Klagers aanwezigheid is echter niet
noodzakelijk. Klager wordt door de mogelijkheid van bezoek en telefonisch contact voldoende in de gelegenheid gesteld om de nauwe band met zijn familie te onderhouden. Ook wordt de familie zo veel mogelijk bij zijn behandeling betrokken. De
gezondheidstoestand van klagers oma is evenmin een reden voor incidenteel verlof. Er schijnt sprake te zijn van beginnende dementie. Wellicht gaat de gezondheidstoestand van klagers oma achteruit. Er is echter geen sprake van een acuut
levensbedreigende
situatie. De levensverwachting is niet zodanig slecht dat klager niet meer in de gelegenheid zou zijn afscheid van zijn oma te nemen.
Klager is geplaatst op de afdeling ESP (ernstige zedenproblematiek). Hij beschikt nog niet over een verlofstatus en de inrichting heeft vandaag telefonisch bericht dat klager op dit moment ook nog niet toe is aan planmatig verlof. Het is onzorgvuldig
op
basis van de beschikbare gegevens het gevraagde incidentele verlof toe te kennen. In de pro justitia rapportage is destijds aangegeven dat het recidiverisico als hoog moet worden ingeschat. In de aanvraag voor het incidenteel verlof is aangegeven dat
het risico van onttrekking en recidive laag is. De inrichting heeft niet nader onderbouwd hoe de risico’s zijn teruggebracht. Ook heeft de inrichting bij de verlofaanvraag geen risicoinschatting door middel van een SAVRY overgelegd.

4. De beoordeling
Op de rechtspositie van jeugdigen in een justitiële jeugdinrichting zijn de Bjj en het Reglement justitiële inrichtingen (Rjj) van toepassing. Voor wat betreft het aanwenden van rechtsmiddelen is daarin ten aanzien van een beslissing van de
Staatssecretaris over verlofverlening alleen voorzien in het indienen van een schorsingsverzoek en/of beroep. De beroepscommissie is op grond van deze wet- en regelgeving niet bevoegd een voorlopige voorziening te treffen in de door klagers raadsvrouw
bedoelde zin.
In het belang van een uitspraak vóór 14 december 2013, de datum van het beoogde incidentele verlof, heeft de beroepscommissie heeft de Staatssecretaris verzocht om zo spoedig mogelijk op het ingediende schorsingsverzoek en beroepschrift te reageren. De
op 13 december 2013 ontvangen reactie en onderliggende stukken zijn diezelfde dag ter kennisneming aan klager en zijn raadsvrouw gezonden.

Op grond van artikel 30 Bjj kan de directeur met machtiging van de Staatssecretaris een jeugdige met een p.i.j.-maatregel verlof verlenen.

Volgens artikel 32, eerste lid, Rjj kan incidenteel verlof worden verleend in verband met onverwachte gebeurtenissen of omstandigheden in de persoonlijke levenssfeer van de jeugdige waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.
In het tweede tot en met vierde lid van dit artikel wordt - niet limitatief - aangegeven voor welke gebeurtenissen of omstandigheden onder meer incidenteel verlof kan worden verleend, te weten:
- het in levensgevaar verkeren van een relatie,
- het overlijden of de begrafenis van een relatie,
- het niet in staat zijn om naar de inrichting van een relatie te reizen,
- de bevalling van de partner,
-.bezoek aan een gedetineerde relatie,
- deelname aan een examen dat niet in de inrichting kan worden afgenomen,
- ter voorbereiding op de invrijheidsstelling om praktische zaken buiten de inrichting te regelen.
Het bijwonen van een huwelijksfeest wordt daarbij niet vermeld.

Anders dan de Staatssecretaris stelt, heeft de beroepscommissie bij uitspraak 07/3402/JV geen inhoudelijk oordeel gegeven over de vraag of het huwelijk van een zus is aan te merken als een onverwachte gebeurtenis als bedoeld in artikel 32 Rjj, maar
uitsluitend overwogen dat voor de klager in die zaak geen noodzaak was voor diens aanwezigheid bij dat huwelijk.

Als al kan worden aangenomen dat een 50-jarig huwelijksfeest van grootouders is aan te merken als een onverwachte gebeurtenis of omstandigheid in de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 32, eerste lid, Rjj, is naar het oordeel van de
beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden dat klagers aanwezigheid daarbij noodzakelijk is, zoals bedoeld in artikel 32 Rjj.
De enkele, niet onderbouwde stelling over de gezondheidstoestand van de grootouders kan niet tot een ander oordeel leiden. Ook de omstandigheid dat klagers aanwezigheid bij het huwelijksfeest wenselijk wordt geacht door de grootouders dan wel de
inrichting en klager, kan daaraan niet afdoen.
Bovendien bestaat onduidelijkheid over de inschatting van het risico op recidive, nu in de pro justitia rapportage wordt uitgegaan van een hoog recidiverisico en de inrichting in de verlofaanvraag uitgaat van een laag recidiverisico, terwijl klager nog
geen verlofstatus heeft en de inrichting geen risicoinschatting door middel van een SAVRY heeft overgelegd. In paragraaf 2.2. van het Verloftoetsingskader justitiële jeugdinichtingen staat vermeld dat bij de aanvraag voor incidenteel verlof een SAVRY
van maximaal zes maanden oud meegestuurd moet worden.

De weigering van de Staatssecretaris om de directeur van genoemde j.j.i. te machtigen om klager op 14 december 2013 incidenteel verlof te verlenen kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, daarom niet onredelijk of onbillijk worden
genoemd. Het beroep zal om die reden ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter,
mr. E. Lucas en mr.drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op
13 december 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven