Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3402/JV, 9 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:09-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3402/JV

betreft: [klager] datum: 9 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Moszkowicz, namens

[...], geboren op [1988], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 12 december 2007 van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 maart 2007, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder, zijn gehoord klager en de vertegenwoordigers van de Staatssecretaris [...] en [...].
Mr. R. Moszkowicz heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te verschijnen omdat klager hem niet langer in staat stelt zijn belangen te behartigen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft geweigerd de directeur van de j.j.i. De Hunnerberg te Nijmegen te machtigen om klager incidenteel verlof te verlenen om het huwelijk van zijn zus op 15 december 2007 bij te wonen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat de Staatssecretaris ten onrechte heeft geweigerd de gevraagde machtiging te verlenen. De bruiloft van een bloedverwant in eerste lijn als een zus is wel degelijk een gewichtige grond om incidenteel verlof toe te
staan. Er is sprake van een zeer hechte, haast symbiotische familieband. Klager verblijft al drie jaar onafgebroken in detentie wegens zware mishandeling, voor welk feit doorgaans een vrijheidsstraf tussen de 10-20 maanden wordt opgelegd. Klager is
echter een p.i.j.-maatregel opgelegd, omdat hij betrokkenheid bij het delict persistent ontkent.
Klager is geen gevaar voor de maatschappij. Hij heeft geen gewelddadig verleden en heeft zich voorbeeldig gedragen tijdens zijn detentie. Volgens de risicotaxatie is sprake van een laag tot matig recidiverisico. De advocaat-generaal bij het hof te
‘s-Hertogenbosch had geen bezwaar tegen het verlenen van incidenteel verlof. Klager heeft eerder begeleid verlof voor ziekenhuisbezoek gehad en dat is zonder problemen verlopen.
Klager heeft door de beslissing van de Staatssecretaris de bruiloft van zijn zus niet kunnen bijwonen. Alles wat hij vraagt, wordt afgewezen. Het gaat wel goed met hem in de inrichting, maar hij krijgt geen verlof. Hij wil een kans om te laten zien dat
hij het aankan in de maatschappij. Het heeft geen zin meer om opnieuw verlof aan te vragen, hij heeft er geen vertrouwen meer in. Hij zit bijna vier jaar vast en is nu bijna 20 jaar. Hij gaat er nu in zijn ontwikkeling alleen maar op achter uit. Hij
verblijft onder veel jongere jeugdigen.

Zijn advocaat heeft hem nooit uitgelegd dat zijn p.i.j.-maatregel tijdens het procederen daartegen niet is gaan lopen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Bij de beoordeling van een verlofaanvraag wordt het belang van de jeugdige afgewogen tegen de risico’s voor de continuiteit van de tenuitvoerlegging van de pij-maatregel en voor de maatschappelijke orde en veiligheid. In dit geval is geen
verlofmachtiging verleend omdat de eventuele risico’s niet aanvaardbaar worden geacht. Na uitputting van alle beroepsmogelijkheden door klager is zijn p.i.j.-maatregel, na een hechtenisperiode van bijna drie jaar, op 18 september 2007 onherroepelijk
geworden. Derhalve zou dit zijn eerste, bovendien onbegeleide verlof zijn. Begeleiding zou alleen door familie plaatsvinden. Uit informatie van de raad voor de kinderbescherming blijkt dat familieleden van klager wellicht betrokken zijn geweest bij het
intimideren van een getuige, waardoor deze zijn verklaring zou hebben ingetrokken. Voor de bruiloft zijn 350 personen uitgenodigd. Daarmee is sprake van een onoverzichtelijke situatie, waarbij het moeilijk is voor de familie om toezicht te kunnen
houden. De advocaat-generaal had geen bezwaar tegen verlofverlening onder verschillende sterke voorwaarden, die onder andere gericht zijn op de veiligheid van het slachtoffer. Klager ontkent het strafbare feit en heeft op die grond verzocht om
beëindiging van de p.i.j.-maatregel als bedoeld in artikel 77s, achtste lid, Wetboek van Strafrecht. Daarmee is een reële kans aanwezig dat klager zich tijdens het verlof zal onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de p.i.j.-maatregel.
Klager zal goed aan zijn behandeling moeten meewerken voordat begeleide verlofverlening aan de orde kan zijn.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 30 Bjj kan de directeur met machtiging van de Staatssecretaris een jeugdige met een p.i.j.-maatregel verlof verlenen.

Volgens artikel 32, eerste lid, Reglement justitiële inrichtingen (Rjj) kan incidenteel verlof worden verleend voor onverwachte gebeurtenissen of omstandigheden in de persoonlijke levenssfeer van de jeugdige, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.
In het tweede tot en met vierde lid van dit artikel wordt aangegeven voor welke gebeurtenissen of omstandigheden onder meer incidenteel verlof kan worden verleend.
Het bijwonen van een bruiloft wordt daarbij niet vermeld.

Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat klagers aanwezigheid bij de bruiloft van zijn zus door hem en zijn familie gewenst was, is onvoldoende aannemelijk geworden dat zijn aanwezigheid daarbij noodzakelijk was, zoals bedoeld in artikel 32 Rjj.
Bovendien is sprake van een contra-indicatie voor het verlenen van het gevraagde incidenteel verlof, dat alleen door familie zou worden begeleid, in het licht van de door de Staatssecretaris genoemde risico’s, met name het risico op vluchtgevaar
aangezien klager persistent zijn p.i.j.-delict ontkent en heeft verzocht om beëindiging van de p.i.j.-maatregel.

De weigering van de Staatssecretaris om de directeur van genoemde j.j.i. te machtigen om klager incidenteel verlof te verlenen kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, derhalve niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.L.C.C. de Bruijn- Lückers, voorzitter, mr. B.J. de Jong en dr. M. Smit, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 9 april 2008

secretaris voorzitter

Naar boven