Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1853/TB, 8 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1853/TB

betreft: [klager] datum: 8 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad in gekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.S. Wachters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 6 juni 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 oktober 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.S. Wachters, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Van de kant van het ministerie was mevrouw Van Leeuwen als toehoorder aanwezig.

Op 16 oktober 2013 is een brief van klagers raadsvrouw nagekomen, waarbij zij de beroepscommissie ter kennisneming haar brief van 15 oktober 2013 aan de Staatssecretaris heeft toegezonden. Daarin verzoekt klagers raadsvrouw de Staatssecretaris de
beslissing van 6 juni 2013 in te trekken, nu de aangekondigde sluiting van Veldzicht is teruggedraaid. Hierop is door de beroepscommissie van de zijde van de Staatssecretaris geen reactie ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar een longstayvoorziening van de Pompestichting.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager verblijft sinds 14 november 2005 in de longstayvoorziening van Veldzicht. Bij beslissing van 15 maart 2012 van
de Staatssecretaris is beslist tot voortzetting van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening. Bij uitspraak 12/979/TB van 4 juli 2012 is het daartegen gerichte beroep van klager door de beroepscommissie ongegrond verklaard. Bij beslissing van
28
november 2012 heeft de Staatssecretaris beslist tot voortzetting van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening en het individuele beveiligingsniveau vastgesteld op laag. Daartegen is geen beroep ingediend.
Op 12 april 2013 heeft Veldzicht vanwege de aanstaande sluiting van de inrichting de Staatssecretaris verzocht klager over te plaatsen. De Staatssecretaris heeft vervolgens op 6 juni 2013 beslist klager over te plaatsen naar een longstayvoorziening van
de Pompestichting. Deze overplaatsing is nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Overplaatsing van klager is niet wenselijk. Hij kan gezien zijn longstaystatus alleen in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland worden geplaatst. Daar zal zijn kwaliteit van leven afnemen, omdat zijn broer en zuster hem daar niet
kunnen
bezoeken. De afstand van hun woonplaats Groningen naar Zeeland is groot en zijn broer en zuster kunnen deze afstand vanwege hun lichamelijke toestand niet aan. Ter staving daarvan worden medische verklaringen overgelegd. Zijn broer en zuster zijn de
enige personen die klager bezoeken. Bij uitspraak 12/3314/TB heeft de beroepscommissie geoordeeld dat daadwerkelijke verbetering van kwaliteit van leven bij een overplaatsing meegewogen dient te worden. Dit moet ook gelden voor het omgekeerde. De
kwaliteit van leven wordt mede bepaald door bezoek. Klagers belang bij bezoek is in strijd met artikel 8 EVRM in de bestreden beslissing niet meegewogen.
Aan de overplaatsing ligt geen behandelinhoudelijke reden ten grondslag, maar alleen de sluiting van Veldzicht. Overplaatsing kan bij klager leiden tot heftige ontregeling. Het zou het beste zijn klager zo lang mogelijk in Veldzicht te houden, zodat
hij
vanuit die inrichting kan doorstromen naar een longcarevoorziening, de Dr. S. van Mesdag, Hoeve Boschoord of Wilhelminaoord.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Het verzoek van Veldzicht tot overplaatsing houdt verband met de afbouw van het aantal longstaypatiënten van 46 naar 26 in 2013 en de geplande sluiting van de inrichting per 1 januari 2016. De Staatssecretaris heeft Veldzicht gevraagd te bekijken welke
patiënten als eerste voor overplaatsing in aanmerking kunnen komen. Welke criteria daarbij gelden, is de Staatssecretaris niet bekend, maar patiënten ten aanzien van wie doorstroming naar een plek buiten de longstay mogelijk is, zullen niet als eerste
overgeplaatst worden naar een andere longstayvoorziening. De Staatssecretaris laat het uitdrukkelijk aan Veldzicht over om op behandelinhoudelijke gronden de volgorde van de onvermijdelijke overplaatsing te bepalen. Veldzicht heeft gezien klagers
longstaystatus en het weergegeven behandelverloop bij klager kennelijk geen reden gezien klager langer in Veldzicht te laten verblijven en ook niet om te verzoeken de herbeoordeling van klagers longstaystatus, die eind 2015 zal plaatsvinden, naar voren
te halen. De Staatssecretaris laat de timing van een verzoek tot eerdere herbeoordeling nadrukkelijk over aan de inrichting van verblijf. Overigens kan ook klagers advocaat een dergelijk verzoek indienen.
De Staatssecretaris heeft daarom in redelijkheid kunnen besluiten klager over te plaatsen naar een longstayvoorziening van de Pompestichting, de enige nog overblijvende longstayvoorziening na sluiting van Veldzicht. De Staatssecretaris wil op zich wel
rekening houden met belangen van klager, maar dat is in dit geval moeilijk, omdat klager alleen terecht kan in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland. De door klager genoemde alternatieven beschikken niet over een longstayvoorziening.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

De beroepscommissie stelt vast dat, zoals in uitspraak 12/979/TB is overwogen, in 2011 door Veldzicht is aangegeven dat klager wordt aangemeld zodra een longcarevoorziening beschikbaar komt, maar dat er nog geen concrete plannen voor een vervolgtraject
zijn. Klagers sterke voorkeur voor een regioplaatsing, zijn angst voor overplaatsing en de te verwachten snelle ontregeling maakten volgens Veldzicht de kans dat overplaatsing naar een andere instelling tot een succesvolle behandeling zou leiden
gering.
Klager overschat zichzelf wat betreft de kans van slagen van plaatsing in een beschermde woonvorm, aldus Veldzicht destijds. Door externe rapporteur D. is in 2011 aangegeven dat er nog geen alternatief voor de longstay is, maar wellicht wel op termijn
als binnen de longstay met gunstig resultaat aan klagers zelfredzaamheid kan worden gewerkt en het recidiverisico is afgenomen. Door externe rapporteur O. is in 2011 aangegeven dat zelfs een overplaatsing naar een vergelijkbare afdeling met een andere
staf en andere medepatiënten naar verwachting heftig ontregelend zal uitwerken op klager, terwijl het de vraag is of hij in staat is meer weerbare medepatiënten het hoofd te bieden.
De Landelijke Adviescommissie plaatsing (LAP) heeft op 29 februari 2012 geadviseerd klagers longstaystatus vooralsnog voort te zetten omdat klager weigert mee te werken aan diagnostisch onderzoek en slecht met veranderingen kan omgaan. Wel heeft de LAP
aanbevolen met klager toe te werken naar acceptatie van zijn stoornis en een verblijf in een gedwongen kader, alsmede naar optimalisering van zijn coping met veranderingen en onverwachte gebeurtenissen.

De Staatssecretaris heeft in het kader van de op het moment van de zitting nog aan de orde zijnde sluiting van Veldzicht, de inhoudelijke afweging rond de overplaatsing van klager van de longstayvoorziening van Veldzicht naar een longstayvoorziening
van
de Pompestichting geheel aan Veldzicht overgelaten. Dit zou – in het kader van de destijds voorgenomen sluiting van Veldzicht – nog tot daaraan toe zijn, indien aan het overplaatsingsverzoek nog zoveel mogelijk behandelinhoudelijke argumenten ten
grondslag worden gelegd. De beroepscommissie constateert echter dat in het geheel niet wordt ingegaan op de huidige stand van zaken met betrekking tot de door de LAP op 29 februari 2012 gedane aanbevelingen. Evenmin wordt daarin ingegaan op de grote
kans op heftige ontregeling van klager in geval van veranderingen zoals een overplaatsing naar een andere inrichting of instelling, zoals die aan de orde was in de zaak 12/979/TB. Onduidelijk is derhalve welke criteria in klagers geval zijn toegepast
en
hoe Veldzicht tot het oordeel is gekomen dat klager thans, als een van de eersten, dient te worden overgeplaatst. Voorts is niet inzichtelijk in hoeverre het eerdere bezwaar tegen overplaatsing van klager thans nog geldt (onder andere in verband met
familiebezoek) en in hoeverre met klager is toegewerkt naar optimalisering van klagers coping met veranderingen en onverwachte gebeurtenissen, zodat geen antwoord kan worden gegeven op de vraag of het verantwoord is klager als een van de eersten over
te
plaatsen naar de voor de familie moeilijker bereikbare longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland.

Nu de overplaatsingsbeslissing van de Staatssecretaris uitsluitend op dit onvolledige overplaatsingsverzoek van Veldzicht is gebaseerd, is de overplaatsingsbeslissing onvoldoende gemotiveerd.
Gezien het voorgaande kan de overplaatsingsbeslissing van de Staatssecretaris wegens een motiveringsgebrek niet in stand blijven. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard met vernietiging van de bestreden beslissing. De beroepscommissie zal de
Staatssecretaris opdragen binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. Zij ziet geen termen voor het toekennen van een tegemoetkoming, nu klager tot op heden nog in de
longstayvoorziening van Veldzicht verblijft.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr.drs. T.A.M. Louwe en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 8 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven