Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3307/GV, 12 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:12-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3307/GV

betreft: [klager] datum: 12 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 september 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. S.F.J. Smeets, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wil meewerken aan de geïndiceerde agressietraining en heeft hier op 19 april 2013 een aanvraag voor ingediend. Binnen de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle was dit
echter niet mogelijk omdat de trainingsleidster al geruime tijd ziek was waardoor de training niet werd aangeboden. Gekeken is naar de mogelijkheden om klager een individuele agressietraining te laten volgen. Een inrichtingspsycholoog zou bij klager
langs komen om de mogelijkheden te bekijken en te bespreken. Klager heeft de Cova-training succesvol afgerond. Klager heeft een sanctie opgelegd gekregen wegens agressief gedrag. Deze sanctie is disproportioneel. Klager heeft zich agressief gedragen
nadat hij te horen had gekregen dat zijn algemeen verlofaanvraag was afgewezen. In deze situatie is het begrijpelijk dat klager geëmotioneerd reageert.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager wil niet meewerken aan de geïndiceerde agressietraining. Gelet op klagers gedrag, zowel binnen als buiten de inrichting, is het volgen van de agressietraining
noodzakelijk. Klager gedraagt zich agressief tegenover het personeel van de inrichting en het is niet te garanderen dat klager dit gedrag niet ook buiten de inrichting vertoont. De Staatssecretaris verwijst naar verschillende incidenten. Zo heeft
klager
op 9 april 2013 verbaal en fysiek agressief gedrag vertoond tegenover een werkmeester. Op 24 juli 2013 heeft klager, naar aanleiding van een gesprek met een medewerker van het programma Terugdringen Recidive (TR), bedreigingen geuit richting een
medewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding (BSD).

In het vrijhedenadvies van de p.i. Zwolle wordt gesteld dat klager weigert om mee te werken aan de noodzakelijke agressietraining. Uit de memo van 19 juni 2013 van de trajectbegeleider TR bij de p.i. Zwolle volgt dat deze “weigering” niet aan klager te
wijten is. Klager heeft een aanvraag gedaan voor deelname aan een agressietraining. Echter, door een lacune in de trajectbegeleiding heeft klager tot op heden niet kunnen deelnemen aan de geïndiceerde agressietraining.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis van de p.i. Zwolle heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat klager zich agressief gedraagt naar het personeel van de inrichting.
Het OM bij het gerechtshof Leeuwarden heeft aangegeven positief te staan tegenover klagers verlofadres in Rotterdam. In combinatie met een gebiedsverbod voor de gemeente Kampen is het gevaar voor een ongewenste slachtofferconfrontatie met het
slachtoffer of anderszins bij het misdrijf betrokkenen voldoende beperkt. Echter, gelet op het hoge recidiverisico van klager bestaat er nog wel bezwaar tegen het toekennen van regimaire verloven.
De politie Rotterdam heeft geen bezwaar.

3. De beoordeling
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens poging tot moord en het overtreden van de Wet Wapens en Munitie. De fictieve einddatum van zijn detentie is 16 februari 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal 5 verlofaanvragen indienen.

Gelet op de memo van 19 juni 2013 is de beroepscommissie van oordeel dat klager geen verwijt treft met betrekking tot het niet volgen van de geïndiceerde agressietraining. Verder zijn de genoemde incidenten dermate gedateerd dat het onredelijk is om
klagers verlofaanvraag op deze grond af te wijzen. De beroepscommissie acht hierbij tevens van belang dat klager, gelet op zijn voorwaardelijke invrijheidstelling in februari 2014, nog maar een relatief korte detentie heeft te ondergaan, waardoor meer
gewicht zal moeten worden toegekend aan zijn belang om door middel van verlof zich voor te bereiden op een terugkeer in de maatschappij. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De
Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent
klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 12 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven