Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0166/GV, 8 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:08-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/166/GV

betreft: [klager] datum: 8 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 januari 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft met toepassing van artikel 18a van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, een uittreksel Justitiële Documentatie van klager opgevraagd bij de Justitiële Informatiedienst.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Uit het uitgebrachte vrijhedenadvies volgt dat klager een periode doormaakt waarin de omgang met verschillende disciplines goed verloopt, dat klager goed functioneert, geen correcties behoeft en
dagelijks werkt na een periode van arbeidsongeschiktheid. Bovendien is hij in het plusprogramma geplaatst. Daaruit kan worden afgeleid dat hij zich naar behoren gedraagt gedurende zijn detentie. Niet valt in te zien waarom eerder negatief gedrag
zwaarder wordt meegewogen dan het positieve gedrag.
De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd omtrent toekenning van een algemeen verlof van 30 uren onder bijzondere voorwaarden. Klager is uitdrukkelijk bereid zich te houden aan de bijzondere voorwaarden. Ten aanzien van de Cognitieve
Vaardigheidstraining (CoVa) stond klager met ingang van mei 2015 op de wachtlijst. Aan klager kan niet worden tegengeworpen dat hij de betreffende training nog niet heeft gevolgd (RSJ 11 februari 2014, 13/3984/GB en 12 november 2013, 13/3307/GV). De
selectiefunctionaris had klager ook kunnen plaatsen in een inrichting waar de training wordt aangeboden. Overigens is de training inmiddels aangevangen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De gedragingen gedurende de hele detentie spelen een rol bij de beoordeling van vrijheden en fasering. De inrichting meldt in het advies dat ontwikkelpunten en vaardigheden uit
de CoVa-training in de praktijk kunnen worden gebracht bij een algemeen verlofmoment. De CoVa-training is nog niet gestart. Omdat klager lang moest wachten is hem meermalen aangegeven dat hij een verzoek kon indienen om (tijdelijke) overplaatsing naar
een andere inrichting waar vaker CoVa-trainingen plaatsvinden. Hierop heeft klager niet gereageerd. Bij een volgend verzoek om algemeen verlof, wanneer enige tijd is deelgenomen aan de CoVa-training, kan overwogen worden (verkort) verlof toe te kennen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Schie heeft positief geadviseerd ten aanzien van een algemeen verlofmoment voor de duur van 30 uren. Ontwikkelpunten en vaardigheden uit de CoVa-training kunnen dan in de praktijk worden gebracht.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd wegens de delictgeschiedenis, de houding van klager tegenover reclasseringsmedewerkers, het stoken en innemen van alcohol in detentie en klagers ontkennende houding.
De politie heeft positief geadviseerd, mits klager zich houdt aan de voorwaarden. Het slachtoffer heeft aangegeven er geen probleem mee te hebben dat klager binnen een straal van drie kilometer bij hem vandaan zal verblijven gedurende de algemeen
verlofmomenten.

3. De beoordeling
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren wegens poging tot doodslag, meermalen gepleegd. Tegen dit arrest heeft klager cassatie ingesteld. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 21 dagen te ondergaan. De
fictieve einddatum van klagers detentie is thans gesteld op 19 januari 2017.

De Staatssecretaris heeft aangevoerd dat er sprake is van een hoog recidiverisico en dat het gelet daarop wenselijk is dat klager eerst aanvangt met de CoVa-training, om vervolgens ontwikkelpunten en vaardigheden in de praktijk te kunnen brengen. De
inrichting heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om verlof, mits het een verlof van 30 uren betreft en daaraan bijzondere voorwaarden verbonden worden. Nu door de Staatssecretaris niet is onderzocht of eventuele risico’s ondervangen
kunnen worden door het verbinden van voorwaarden aan het verlof, is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing niet op goede gronden berust. Voorts zijn namens de beroepscommissie op 8 februari 2016 telefonisch inlichtingen ingewonnen
waaruit is gebleken dat klagers CoVa-training inmiddels is aangevangen. Hoewel de Staatssecretaris hiermee geen rekening kon houden bij zijn beslissing, kan deze omstandigheid klager niet langer worden tegengeworpen. De beroepscommissie zal het beroep
gegrond verklaren. Zij zal de bestreden beslissing vernietigen en zij zal de Staatssecretaris opdragen om binnen een termijn van twee weken een nieuwe beslissing te nemen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 8 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven