Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2002/GB, 8 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/2002/GB

Betreft: [klager] datum: 8 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. de Vries, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 juni 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. de Vries, op 12 september 2013 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot plaatsing van klager in de extra beveiligde inrichting (EBI) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 24 januari 2013 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in de locatie Demersluis te Amsterdam. Op 31 mei 2013 heeft klager een ordemaatregel opgelegd gekregen voor de duur van 14 dagen die ten uitvoer is gelegd op de afdeling
voor beheersproblematische gedetineerden (b.p.g.) van de p.i. Vught. Op 12 juni 2013 heeft klager opnieuw een ordemaatregel opgelegd gekregen voor de duur van 14 dagen die eveneens ten uitvoer is gelegd op de b.p.g. van de p.i. Vught. Op 19 juni 2013
is
hij geplaatst in de EBI van de p.i. Vught.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Aan klager is op 31 mei 2013 een ordemaatregel opgelegd die extern ten uitvoer werd gelegd, omdat de inrichting informatie van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) had ontvangen waaruit bleek dat klager van plan zou zijn om te
ontvluchten.
De ordemaatregel werd ten uitvoer gelegd in de p.i. Vught. Klager verblijft derhalve reeds sinds 31 mei 2013 in de p.i. Vught. Het door klager bij de Raad ingediende schorsingsverzoek tegen deze ordemaatregel is op 12 juni 2013 gehonoreerd, omdat er te
weinig informatie zou zijn omtrent de noodzaak van de ordemaatregel en omdat de bij het GRIP binnengekomen informatie dateerde van 22 maart 2013. De directeur heeft echter geen uitvoering gegeven aan de uitspraak van de Raad. Op 12 juni 2013 heeft de
directeur van de locatie Demersluis opnieuw een ordemaatregel aan klager opgelegd, omdat er nieuwe informatie zou zijn. Bovendien zou de in het GRIP-rapport vermelde datum van 22 maart 2013 foutief zijn. De informatie over de mogelijke
ontvluchtingspoging zou pas op 22 mei 2013 bij het GRIP zijn binnengekomen. Het schorsingsverzoek tegen de nieuwe ordemaatregel is afgewezen, omdat klager inmiddels, op 19 juni 2013, was overgeplaatst naar de EBI van de p.i. Vught.
Uit de stukken in het onderhavige beroep blijkt dat de in het GRIP-rapport vermelde datum is gewijzigd in 22 mei 2013. Klagers raadsman zal er derhalve vanuit gaan dat het GRIP de informatie over de mogelijke ontvluchtingspoging van klager op 22 mei
2013 heeft ontvangen.
De twee aan klager opgelegde ordemaatregelen en de plaatsing in de EBI van de p.i. Vught zijn allemaal slechts gebaseerd op de in het GRIP-rapport vermelde informatie. Het is echter vreemd dat in de eerste aan klager opgelegde ordemaatregel is vermeld
dat klager als vluchtgevaarlijk wordt gekwalificeerd en dat in de tweede aan klager opgelegde ordemaatregel is vermeld dat klager als extreem vluchtgevaarlijk wordt gekwalificeerd.

De officier van justitie (OvJ) bij het Landelijk Parket heeft de informatie van het GRIP gecontroleerd en heeft aangegeven dat deze informatie actueel, concreet en betrouwbaar zou zijn. In het GRIP-rapport is de overweging opgenomen dat het verstrekken
van meer informatie het onderzoek zou schaden. Het blijft onduidelijk welke informatie is geverifieerd, hoe deze informatie is getoetst en op welke wijze deze informatie bij het GRIP terecht is gekomen. Klager kan zich derhalve niet goed tegen de
beschuldigingen verdedigen.
De directeur van de locatie Demersluis heeft in de toelichting bij de tweede aan klager opgelegde ordemaatregel opgenomen dat het GRIP de selectiefunctionaris mondeling extra informatie zou hebben verschaft. Deze informatie staat niet op papier en is
derhalve niet getoetst door de OvJ bij het Landelijk Parket. Nu deze informatie niet is getoetst, zou deze informatie niet mogen worden meegenomen. Klagers raadsman heeft telefonisch contact gehad met de selectiefunctionaris. De selectiefunctionaris
heeft klagers raadsman medegedeeld dat er geen andere informatie is ontvangen dan de informatie die in het GRIP-rapport vermeld staat. Klagers raadsman vraagt zich af waarom klager op basis van dezelfde informatie van het GRIP eerst als
vluchtgevaarlijk
en vervolgens als extreem vluchtgevaarlijk wordt gekwalificeerd.

Klager ontkent dat hij vluchtgevaarlijk is, maar het is voor hem erg lastig om zich tegen deze beschuldigingen te verdedigen. Op basis van de informatie in het GRIP- rapport zou klager echter als vluchtgevaarlijk en niet als extreem vluchtgevaarlijk
dienen te worden gekwalificeerd, omdat slechts de informatie op grond waarvan klager als vluchtgevaarlijk is gekwalificeerd is getoetst. Klager kan, wanneer hij als vluchtgevaarlijk wordt gekwalificeerd, ook overgeplaatst worden naar een andere
inrichting met beveiligingsniveau drie. Het GRIP heeft in zijn rapport aangegeven dat klager vluchtgevaarlijk is en dat de noodzakelijke maatregelen genomen dienen te worden. Het GRIP heeft in dit rapport niet aangegeven dat klager in de EBI geplaatst
zou moeten worden. Er is slechts vermeld dat een plaatsing in de EBI in overweging zou moeten worden genomen. Het GRIP adviseert klager in een kleine setting te plaatsen, hem geen privileges te verlenen binnen de inrichting, bezoek te laten
plaatsvinden
in een overzichtelijke kleine setting, hem te monitoren en hem te vervoeren met BOT transport. Dit is ook mogelijk in een andere inrichting dan de EBI.

Klager is nog nooit eerder uit een inrichting ontsnapt en hij heeft ook nog nooit een ontsnapping voorbereid. In de locatie Demersluis werd klager als modelgedetineerde beschouwd. Bovendien is klager nog niet veroordeeld. Het is derhalve mogelijk dat
hij nog een zeer lange tijd in de EBI zal moeten verblijven. Het regime in de EBI valt klager erg zwaar. Hij komt maar 18 van de 168 uur in de week buiten.
Het is voor klagers familie, die woonachtig is in Amsterdam, lastig is om hem in Vught te bezoeken. Ook professioneel bezoek is lastig. Klager is nog niet veroordeeld en de verdediging in zijn strafzaak dient te worden voorbereid.
Klager verzoekt niet om terugplaatsing naar de locatie Demersluis, maar naar een inrichting met beveiligingsniveau drie, waar hij met de status ‘vluchtgevaarlijk’ ook geplaatst zou kunnen worden.

Klager ontkent dat hij heeft willen vluchten. Klager had in mei van zijn advocaat te horen gekregen dat de behandeling van zijn zaak waarschijnlijk nog wel een jaar zou gaan duren. Hij had zich er daarom op ingesteld dat hij nog lang in detentie zou
moeten verblijven en hij had zijn familie gevraagd om spullen voor hem in te voeren. Klager was derhalve helemaal niet bezig met ontvluchten. Klagers bezoek komt allemaal uit Amsterdam, dus voor hen is het lastig om hem in Vught te bezoeken. Klager
heeft het erg zwaar in de EBI en hij wil graag overgeplaatst worden naar een ander regime.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De noodzaak tot plaatsing van klager in de EBI is aan de orde geweest in de vergadering van de Adviescommissie EBI van 6 juni 2013. Blijkens het GRIP-rapport van 28 mei 2013 is op 22 mei 2013 informatie bij het GRIP binnengekomen waaruit bleek dat er
concrete plannen waren om klager, al dan niet met geweld en met hulp van buitenaf, te helpen ontsnappen uit het h.v.b. van de locatie Demersluis. Deze informatie is door de OvJ van het Landelijk Parket gekwalificeerd als actueel, betrouwbaar en
concreet. Klager wordt verdacht van het plegen van ernstige delicten. Klager probeerde tijdens zijn aanhouding te vluchten is daarbij in zijn been geschoten. Uit het vorenstaande blijkt dat er sprake zou zijn van onaanvaardbare maatschappelijke
risico’s
en een ernstige geschokte rechtsorde indien klager zou ontvluchten. De Adviescommissie EBI heeft de selectiefunctionaris, gelet op het vorenstaande en de overige beschikbare informatie, geadviseerd klager over te plaatsen naar de EBI van de p.i. Vught.

4. De beoordeling
4.1. De EBI van de p.i. Vught is een inrichting – h.v.b. en gevangenis – voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die: a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor
ernstige geweldsdelicten, of b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende. Bij de stukken bevindt zich een GRIP-rapport van 28 mei 2013. In dit rapport is vermeld dat het GRIP op 22 mei 2013 een proces-verbaal afgeschermde informatie van de nationale politie heeft ontvangen.
Uit dit proces-verbaal is gebleken dat er concrete plannen zouden zijn om klager, al dan niet met geweld van buitenaf, te helpen ontsnappen uit de locatie Demersluis. Geadviseerd wordt plaatsing in de EBI in overweging te nemen. Voorts is in het
GRIP-rapport aangegeven dat het verstrekken van meer informatie over het onderzoek waaruit deze informatie is voorgekomen, het onderzoek ernstig zou schaden. Om deze reden is het niet mogelijk om de originele stukken uit het onderzoek, welke betrekking
hebben op de genoemde informatie, te overleggen.

4.5. Aan klager kan worden toegegeven dat de in het GRIP-rapport vermelde informatie weinig mogelijkheden biedt om concreet verweer te voeren. De aard en strekking van de regelgeving aangaande de bij het GRIP aangeleverde informatie brengt echter
met
zich mee dat een nadere toetsing van die informatie, anders dan door de OvJ van het Landelijk Parket, die met de afhandeling van dit soort informatie is belast, dikwijls niet mogelijk is, onder meer vanwege noodzakelijke bescherming van de bron van de
informatie. Nu de OvJ van het Landelijk Parket de informatie in het GRIP-rapport op 13 juni 2013 heeft beoordeeld als “actueel, betrouwbaar en concreet” dient aan dit gegeven bij de beoordeling door de beroepscommissie op dit moment doorslaggevende
betekenis te worden toegekend.

4.6. Daarnaast overweegt de beroepscommissie dat klager in voorlopige hechtenis verblijft in verband met de verdenking van het plegen van moord(en) en poging(en) daartoe. De zaak is uitvoerig belicht in de media. Gezien de inhoud van de
eerdergenoemde GRIP-rapportage in combinatie met de ernst van de delicten waarvan klager wordt verdacht, concludeert de beroepscommissie dat klager voldoet aan het in artikel 6, onder b van de Regeling vermelde criterium. De beroepscommissie komt
derhalve tot het oordeel dat de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in redelijkheid heeft kunnen beslissen om klager in de EBI van de p.i. Vught te plaatsen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.7. De beroepscommissie overweegt nog dat bij de beoordeling van de verlenging van klagers verblijf in de EBI van groot belang zal kunnen zijn of er actuele en (zo mogelijk meer) concrete informatie beschikbaar is en dat alsdan duidelijk dient te
worden gemaakt waarom, indien nog steeds sprake zou zijn van een verhoogd vluchtgevaar, niet zou kunnen worden volstaan met een plaatsing van klager in een uitgebreid beveiligde inrichting of een uitgebreid beveiligde afdeling van een reguliere
penitentiaire inrichting.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 8 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven