Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2786/GB, 4 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:04-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/2786/GB

Betreft: [klager] datum: 4 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.C. Vlielander, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 augustus 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, op 7 oktober 2013door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) en hem te plaatsen in de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 11 maart 2012 gedetineerd. Op 9 juli 2013 is besloten tot beëindiging van klagers deelname aan een p.p. en is hij geselecteerd voor de gevangenis van de p.i. Ter Apel. Op 18 september 2013 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de
locatie Norgerhaven te Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Bij een urinecontrole gedurende klagers p.p. bleek dat hij positief scoorde op het gebruik van harddrugs. Klager gebruikt echter geen verdovende middelen. Hij heeft wel, voorafgaand aan
die urinecontrole, paracetamol met codeïne gebruikt. Die medicatie kreeg hij van zijn partner, die dit middel weer voorgeschreven had gekregen van haar huisarts. Klager wist toen niet dat codeïne een positieve uitslag op harddrugs kon opleveren. In de
bijsluiter staat enkel dat het tegen hoestklachten kan werken. Klager heeft toen niet gezien dat dit middel tot de opiaten zou behoren, als hij dat geweten had, had hij dat middel nooit gebruikt. Hij is nooit eerder positief bevonden bij
urinecontroles.
Bij aankomst in de penitentiaire inrichting administratief (PIA) heeft klager direct aangegeven dat hij paracetamol en voedingssupplementen gebruikte. Klager heeft de paracetamol gedurende ongeveer twee weken geslikt. Hij slikte dan ’s avonds een
tablet
en soms in de ochtend nog een. Klager is door de directeur direct doorgezonden naar de gesloten inrichting en heeft toen niet willen wachten op de uitslagen van een herhalings- en bevestigingsonderzoek. Klager heeft niet doelbewust of willens en wetens
een verboden middel geslikt. Klager is van mening dat de directeur zijn verweer met betrekking tot de oorzaak van de positieve uitslag nader had moeten onderzoeken. Dat is door de directeur niet gedaan. Klager komt hierdoor in een bewijsprobleem, te
meer nu hij, anders dan overheidsinstellingen, geen beroep kan doen op bijvoorbeeld het Nederlands Forensisch Instituut.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft bij een urinecontrole op 3 juli 2013 positief gescoord op het gebruik van opiaten. Het gebruik van harddrugs tijdens deelname aan een p.p. is niet toegestaan. Uit het door klager aangeleverde tegenbewijs is enkel bevestigd dat klagers
partner paracetamol met codeïne voorgeschreven heeft gekregen. Uit deze omstandigheid valt niet te concluderen dat klager deze paracetamol eveneens heeft geslikt en dat de positieve score bij een urinecontrole hierdoor veroorzaakt is.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Ter Apel is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Op 3 juli 2013 heeft klager positief gescoord bij een urinecontrole. Een positieve score bij een urinecontrole vormt in beginsel een contra-indicatie voor de voortzetting van klagers deelname aan een p.p. Dat kan onder omstandigheden echter
anders zijn, bijvoorbeeld indien een gedetineerde voldoende aannemelijk heeft weten te maken dat er sprake is geweest van bijzondere omstandigheden die hebben geleid of hebben kunnen leiden tot de gewraakte uitslag van de urinecontrole. Naar het
oordeel
van de beroepscommissie is van die laatste situatie in het onderhavige geval sprake. Hiertoe overweegt de beroepscommissie het volgende.
Allereerst is van belang dat klager voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is geweest van gebruik van paracetamol met codeïne en onder welke specifieke omstandigheden dat is gebeurd. Niet betwist is dat codeïne onder omstandigheden kan
leiden
tot een positieve urinecontrole voor wat betreft opiaten. Voorts is van belang dat uit de stukken blijkt dat klager niet eerder positief gescoord heeft bij een urinecontrole (en bij een latere urinecontrole heeft klager weer negatief gescoord). Uit
niets blijkt verder dat klager in de inrichting bekend staat als drugsgebruiker en evenmin dat het delict waarvoor klager vast zit drugs gerelateerd zou zijn. Bij de stukken bevindt zich een verklaring van klagers huisarts waaruit volgt dat de huisarts
klager niet kent als drugsgebruiker. Ten slotte overweegt de beroepscommissie dat, gelet op het inhoudelijke verweer van klager, het op de weg had gelegen van de inrichting of de selectiefunctionaris om nader onderzoek te laten doen, en wel specifiek
naar de uitslag van de controle in relatie tot de mogelijkheid van een positieve score als gevolg van het gebruik van paracetamol met codeïne. Nu dit onderzoek niet is verricht, dient klager, in het licht van alle hiervoor vermelde feiten en
omstandigheden, het voordeel van de twijfel te krijgen. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet in stand blijven. Het
beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
Gelet op het gegeven dat klagers detentie op 18 november 2013 zal eindigen, oordeelt de beroepscommissie dat het geen redelijk doel heeft de selectiefunctionaris een nieuwe beslissing te laten nemen. Om die reden zal de beroepscommissie aan klager een
tegemoetkoming als hierna vermeld toekennen voor de maanden die hij ten onrechte niet heeft kunnen deelnemen aan het p.p.
Voor een veroordeling in de proceskosten, zoals verzocht door klagers raadsman, biedt de Pbw geen ruimte.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris en bepaalt dat klager een tegemoetkoming dient te worden toegekend van €300,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van M.E.H. Nijp, secretaris, op 4 november 2013

secretaris voorzitter

Naar boven