Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2689/GM, 5 november 2013, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2689/GM

betreft: [klager] datum: 5 november 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 12 augustus 2013 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 oktober 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over Amstel te Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.F. Grégoire, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Alphen aan den Rijn heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 3 juli 2013, betreft de niet adequate behandeling in de p.i. Alphen aan den Rijn na ontslag uit het ziekenhuis op 29 juni 2013.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is ter zitting het beroep als volgt toegelicht. Klager is geopereerd in het ziekenhuis te Leiden. Hij begrijpt niet waarom hij is teruggeplaatst naar de p.i. Alphen aan den Rijn en niet naar het penitentiaire ziekenhuis. Het is
klager niet bekend of in het ziekenhuis bekend was dat hij naar een p.i. terug zou gaan. In de p.i. kreeg klager niet de medische zorg die hij nodig had. Ook kreeg hij, behalve paracetamol, niet de medicatie die hij nodig had. Klager kon nauwelijks
iets
en had veel pijn. Daags na terugkomst, op maandag 1 juli 2013, is klager weer met spoed naar het ziekenhuis gebracht. Hij is onderzocht en hem is antibiotica voorgeschreven. Deze medicatie is hem pas in de nacht van maandag op dinsdag verstrekt.

De inrichtingsarts heeft aangegeven geen nadere aanvulling te hebben op zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur. Dit standpunt luidt als volgt. Klager beklaagt zich erover dat hij na zijn operatie terug geplaatst werd naar de p.i.
Alphen aan den Rijn. Deze beslissing is genomen door de behandelaar van het LUMC. Klager geeft verder aan vol lof te zijn over het personeel dat hem na zijn terugplaatsing vanuit het ziekenhuis heeft ondersteund. Na 17.00 uur is die zorg niet meer zo
vanzelfsprekend en heeft de gevraagde ondersteuning en zorg soms lang op zich laten wachten. Dit resulteerde er ook in dat de bestelde spoedmedicatie die na 17.00 uur geleverd werd niet terstond was uitgereikt aan klager.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de beslissing tot klagers ontslag uit het ziekenhuis en terugzending naar de p.i. Alphen aan den Rijn een beslissing is van het LUMC. Dit vraagstuk valt derhalve buiten de beoordeling van de vraag of de
inrichtingsarts
conform de in artikel 28 Pm neergelegde norm heeft gehandeld en zal ook verder niet besproken worden.
Ten aanzien van de medicatieverstrekking na terugkomst op 1 juli 2013 wordt overwogen dat de arts de medicatie heeft voorgeschreven. Dat de medicatie niet tijdig is uitgereikt ligt niet aan de medische dienst maar valt onder (organisatorische)
verantwoordelijkheid van de directeur. De arts kan in deze niets verweten worden.
Opgemerkt wordt dat uit de stukken en de toelichting van klager ter zitting valt af te leiden dat de medische verzorging na ontslag uit het ziekenhuis te wensen heeft overgelaten, zeker na 17 uur. Tevens had wellicht meer pijnstilling gegeven kunnen
worden. Aannemelijk is geworden dat klager verzwakt was en weinig zelfstandig kon doen. Namens de inrichtingsarts is op dat punt geen nadere uitleg gegeven, zodat uitgegaan moet worden van de situatie zoals door klager geschetst.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts wat het laatste onderdeel betreft moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het
beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Alphen aan den Rijn toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, L.E.M. Kleipool en
J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,
op 5 november 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven