Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1521/GB, 23 januari 2002, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 01/1521/GB

Betreft: [...] datum: 23 januari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 9 augustus 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L.Groenveld, namens

[...], geboren op [1971], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 augustus 2001 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in Unit 2 te Dordrecht ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 11 februari 2001 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie De Schie te Rotterdam, een huis van bewaring. Op 3 augustus 2001 is hij geplaatst in Unit 2 te Dordrecht, een gevangenis waar een regime van algehelegemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 21 juni 2001. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 juni 2002.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld terzake van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft in haar overwegingen opgenomen "dat het slachtoffer geen volledige openbaarheid van zaken heeft gegeven, hetgeen niet in het nadeel vanverdachte is uitgepakt".
In de locatie De Schie heeft met klager een selectiegesprek plaatsgevonden waarin hem is uitgelegd dat hij, gelet op zijn gedrag, in aanmerking zou kunnen komen voor plaatsing in een inrichting met regimair verlof. Klager heeftverzocht om plaatsing in een halfopen inrichting (h.o.i.) in de buurt van Rotterdam, omdat zijn gezin daar woont.
Namens klager wordt gewezen op hetgeen staat vermeld in het boek „Tekst en Commentaar, Wetboek van Strafrecht“ bij de bespreking van artikel 15 PBW: „voorop staat dat in de wet is uitgedrukt dat de aanwijzingen van het OM en derechter niet bindend zijn. De uiteindelijke beslissing is aan de selectiefunctionaris. Hij moet met inachtneming van de aanwijzingen van het OM en de rechter een eigen afweging maken. In het algemeen zal het onvoldoende zijn dat deselectiefunctionaris slechts motiveert door te verwijzen naar de aanwijzingen van het OM of de rechter. Dit is vaste rechtspraak van de beroepscommissie uit de (thans) Raad voor strafrechtstoepassing". De selectiefunctionaris heeftin de huidige selectiebeslissing aangegeven dat het h.o.i.-advies van de inrichting niet gevolgd kan worden, gelet op het gemotiveerde negatieve advies van het OM. De beslissing is niet nader gemotiveerd. In de beslissing op bezwaarblijkt niet dat de selectiefunctionaris rekening heeft gehouden met de in de toelichting op artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerde genoemde aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegdedelict.
Het OM-advies is ondertekend door een officier van justitie die niet de zaaksofficier in de strafzaak van klager was.
In reactie op de opmerking van de selectiefunctionaris dat een mogelijke confrontatie met het slachtoffer tijdens het verlof in dit stadium van de detentie onwenselijk wordt geacht, wordt aangegeven dat het slachtoffer iemand betrofdie illegaal in Nederland verbleef. Klager heeft vernomen dat het slachtoffer het land al enige tijd geleden heeft verlaten.
Naar aanleiding van de schriftelijke toelichting van de selectiefunctionaris op het beroepschrift, wordt namens klager gereageerd op de verwijzing van de selectiefunctionaris naar de Turkse cultuur, hetgeen impliceert dat niemandvan Turkse komaf in aanmerking komt voor plaatsing in een h.o.i. bij een veroordeling terzake van vetes etc.
Tevens wordt verwezen naar de uitspraak van de beroepscommissie van 12 november 2001 met nummer 01/1596/GB in de zaak van de mededader van klager, waarin het beroep gegrond is verklaard. Ook in die zaak is aangegeven dat de aangeverzelf in detentie verblijft en eind augustus 2001 als illegaal en ongewenst vreemdeling naar Turkije zal worden uitgezet. De beslissing van de selectiefunctionaris dient op dezelfde gronden te worden vernietigd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft wel degelijk in de selectiebeslissing van 13 juli 2001 tekst en uitleg gegeven, zij het wellicht niet voldoende expliciet, op het advies van het OM. De zin waarin de selectiefunctionaris aangeeft dathij "met het gemotiveerde negatieve advies van het OM conform de wet rekening dient te houden en waarin hij zich tevens kan vinden", slaat op het gedeelte van het OM-advies waarin staat dat klager "zich met mededaders heeft schuldiggemaakt aan een wederrechtelijke vrijheidsberoving". Ook hetgeen in de volgende twee alinea's staat vermeld is van belang geweest voor de meningsvorming van de selectiefunctionaris.
Hetgeen namens klager wordt gesteld ten aanzien van het slachtoffer is niet onderbouwd met bewijsstukken en kan ook uitgelegd worden als een mogelijke aanwijzing dat klager er kennelijk belang bij heeft gehad om navraag te latendoen over het doen en laten van het slachtoffer. De selectiefunctionaris is enigszins bekend met de Turkse cultuur en uit eigen ervaring met Turkse gedetineerden weet hij dat voorzichtig omgegaan moet worden met mogelijke reactiesop gepleegde delicten voor wat betreft geweld, vetes etc., daar in de Turkse cultuur vaak andere maatstaven gelden dan in Nederland. Ook in het geval van klager heeft de selectiefunctionaris hiermee rekening gehouden, mede gelet ophet gegeven dat er mededaders zijn. Misdrijven als de onderhavige hebben in het algemeen een grote mediagevoeligheid (gehad) en mogelijke repercussies kunnen de Minister van Justitie in grote verlegenheid brengen. Deselectiefunctionaris gaat er vanuit dat de inhoud van een door het OM ondertekend advies op waarheid berust en dat hij daar zijn beslissing op kan baseren.

4. De beoordeling
4.1. De Unit 2 te Dordrecht is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. De beroepscommissie is inmiddels gebleken dat klager ook beroep heeft ingediend tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor algemeen verlof. In deze zaak (uitspraak van 17 januari 2002, nummer 01/2154/GV) is naar voren gekomendat hij geen geldige verblijfstitel (meer) heeft en dat tegen hem een procedure tot ongewenstverklaring loopt bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst naar aanleiding van een voorstel hiertoe van de vreemdelingendienst bij depolitie Rotterdam-Rijnmond.

4.3. De Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (van 15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI) bevat onder meer criteria waaraan gedetineerden moeten voldoen om voor plaatsing in een inrichting of afdelingals bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de PBW in aanmerking te komen.
Voorzover in het onderhavige geval van belang komen op grond van artikel 3, derde lid onder a, van die Regeling niet voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden ten aanzien van wie vaststaat datzij na de detentie zullen worden uitgezet of uitgeleverd. In de toelichting op dit artikel staat dat de toekenning van regimair verlof zich niet zou verdragen met het feit dat betrokkene na zijn detentie niet langer in Nederland magverblijven. Indien de gedetineerde nog in een procedure is verwikkeld en derhalve nog niet vaststaat of betrokkene zal worden uitgezet of uitgeleverd, dient aan de hand van de subjectieve criteria een individuele afweging gemaakt teworden of betrokkene geschikt is om in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting met een regime van algehele gemeenschap te verblijven. Het verwikkeld zijn in een zodanige procedure zal in het algemeen wel aanleiding zijn betrokkeneniet in een dergelijke inrichting te plaatsen.

4.4. De beroepscommissie stelt ambtshalve vast dat inmiddels tegen klager een procedure loopt tot zijn ongewenstverklaring. Hij beschikt thans niet (meer) over een geldige verblijfstitel. Deze omstandigheid verzet zich tegen hetverlenen van regimair verlof aan klager en daarom komt hij niet in aanmerking voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting. Het gegeven dat klager, gelet op het selectieadvies van de penitentiaire inrichting, gedragsmatig welgeschikt wordt geacht voor een dergelijke plaatsing, doet aan dit oordeel niet af.
Gelet op het vorenstaande en het gegeven dat klager voldoet aan de voor Unit 2 te Dordrecht geldende criteria, zal het beroep ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 23 januari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven