Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2103/GA, 24 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:24-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/2103/GA

betreft: [klager] datum: 24 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 juni 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 september 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad, zijn gehoord klager, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Norgerhaven, en [...], stagiaire bij de afdeling
juridische zaken van de p.i. Veenhuizen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de broodverstrekking op 6 mei 2013 en 21 juni 2013.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt – zakelijk en samengevat weergegeven – als volgt toegelicht. De oorspronkelijke klacht gaat niet over de algemene broodverstrekking, maar over de broodverstrekking op 6 mei
2013.
Klager heeft die dag brood gekregen dat uit de vriezer kwam. Ook kon klager niet zelf vaststellen hoe oud het brood was, omdat er geen sticker met houdbaarheidsdatum op zat. Als broden binnenkomen dan worden deze (soms) gehalveerd. De ene helft wordt
uitgereikt, de andere helft wordt ingevroren. De helft van het brood is dus tenminste één dag oud als het wordt verstrekt. Brood mag niet bevroren worden aangeleverd. Om die reden worden de broden een dag voordat deze worden uitgedeeld, uit de vriezer
gehaald. Brood dat uit de vriezer komt is per definitie geen vers brood, terwijl de directeur in zijn verweerschrift heeft geschreven dat het brood altijd vers is als het wordt verstrekt. Klager heeft ook een aanvullende klacht ingediend over de
broodverstrekking op 21 juni 2013. Het brood dat op die dag aan klager is verstrekt, was niet alleen drie dagen oud, maar bleek zelfs beschimmeld te zijn. Naar aanleiding hiervan heeft de p.i.w.-er per mail contact opgenomen met de keuken. Uit die
mailwisseling blijkt dat het brood dat op vrijdag aan de gedetineerden wordt uitgereikt, reeds op woensdag binnenkomt. Dit brood wordt niet in de vriezer bewaard. Desgevraagd antwoordt klager dat hij op 21 juni 2013 nieuw brood heeft gekregen, maar dat
dit brood wel uit de vriezer kwam. Zoals op
21 juni 2013 is gebleken, brengt de broodverstrekking op de wijze zoals het thans plaatsvindt, gezondheidsrisico’s voor de gedetineerden met zich mee. Dit, terwijl brood een eerste levensbehoefte is. Brood kan, afhankelijk van de luchtvochtigheid en de
warmte, dus al na drie dagen gaan schimmelen. Echter, soms moeten de gedetineerden drie dagen doen met een heel brood, terwijl zij geen mogelijkheid hebben om dit brood in te vriezen. De hoeveelheid brood die wordt verstrekt is voor klager geen
probleem. De versheid wel. De directeur is, blijkens artikel 12, eerste lid, van de Europese gevangenisregels, verantwoordelijk voor het aan de gedetineerden verstrekte voedsel. Hij dient ervoor te zorgen dat het voedsel dat wordt verstrekt, voldoet
aan
de normen van de voedingsleer en moderne hygiëne. Uit de genoemde incidenten blijkt dat het brood dat wordt verstrekt hieraan niet voldoet. Klager dient ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag en het beklag dient gegrond te worden verklaard.

Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. De wijze van broodverstrekking is voor alle
gedetineerden
gelijk. Klager klaagt over een algemene regel en niet over een door of namens de directeur jegens hem genomen beslissing. Toen klager op 21 juni 2013 beschimmeld brood kreeg, is hem een nieuw brood verstrekt. Alle gedetineerden hebben een ijskast op
cel. Als brood in de ijskast wordt bewaard, wordt het minder snel oud. De kwaliteit van de voeding wordt in de gaten gehouden door de Voedsel- en Warenautoriteit.

3. De beoordeling
In beroep heeft klager aangevoerd dat zijn klachten niet over de broodverstrekking in het algemeen gaan, maar over de broodverstrekking op 6 mei 2013 en 21 juni 2013.

Ten aanzien van de klacht over de broodverstrekking op 6 mei 2013 overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit het klaagschrift maakt de beroepscommissie op dat klager op 6 mei 2013 een heel brood verstrekt heeft gekregen, waarmee hij twee dagen
moest doen. Klager stelt dat dit brood uit de vriezer kwam en dat op de verpakking van het brood geen uiterste houdbaarheidsdatum was vermeld.

Met betrekking tot het ontbreken van de uiterste houdbaarheidsdatum op de verpakking overweegt de beroepscommissie als volgt. Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Pbw draagt de directeur zorg dat aan de gedetineerde voeding wordt verstrekt.
Onderdeel van die zorgplicht is dat de directeur waakt over de kwaliteit van de aangeboden voeding. Daartoe kan het voor de directeur van belang zijn dat er op, door derden aangeleverde, voeding een uiterste houdbaarheidsdatum wordt vermeld. Dit is
evenwel een onderdeel van zorg voor de directeur, die daarin een eigen keuze moet maken. Het is de beroepscommissie gebleken dat het ontbreken van de uiterste houdbaarheidsdatum op de verpakking (van sommige broden) het gevolg is van een algemene
werkwijze in de keuken van de inrichting. De gevolgen – waaronder het ontbreken van de uiterste houdbaarheidsdatum op de verpakking (van sommige broden) – van deze werkwijze zijn voor alle, in de inrichting verblijvende, gedetineerden hetzelfde. Tegen
een algemene werkwijze of regel staat in principe geen beklag open, tenzij (de gevolgen van) die werkwijze of regel in strijd is (zijn) met hogere wet en/of regelgeving. Het is de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat het niet vermelden van de
uiterste houdbaarheidsdatum op de verpakking van het brood in strijd is met wet- en/of regelgeving van hogere orde. Het ontbreken van de uiterste houdbaarheidsdatum op de verpakking van het brood is, hoewel in zijn algemeenheid niet gebruikelijk,
derhalve geen door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing, waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw beklag open staat.

Met betrekking tot het verstrekken van brood dat uit de vriezer komt overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit hetgeen klager en de directeur ter zitting hebben aangevoerd, maakt de beroepscommissie op dat brood, dat niet direct na aanlevering
aan
gedetineerden wordt uitgereikt, in de keuken wordt ingevroren en op een later moment wordt verstrekt aan de gedetineerden. Hierdoor kan het voorkomen dat klager brood verstrekt krijgt dat in de vriezer bewaard is geweest. Dit is het gevolg van een
algemene werkwijze die in de keuken van de inrichting wordt gehanteerd. De gevolgen – waaronder de verstrekking van brood dat in de vriezer bewaard is geweest – van deze werkwijze zijn voor alle, in de inrichting verblijvende, gedetineerden hetzelfde.
Niet gebleken is dat het verstrekken van brood dat in de vriezer bewaard is geweest in strijd is met wet- en/of regelgeving van hogere orde. Het enkele feit dat klager op 6 mei 2013 brood verstrekt heeft gekregen dat in de vriezer bewaard is geweest,
is
niet in strijd met artikel 44, eerste lid, van de Pbw. Mitsdien oordeelt de beroepscommissie dat de klacht niet is gericht tegen een door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing, waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw
beklag open staat.

Ten aanzien van de klacht over de broodverstrekking op 21 juni 2013 overweegt de beroepscommissie het volgende. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk geworden dat klager op 21 juni 2013 brood met schimmelvorming verstrekt heeft gekregen.
Desgevraagd heeft klager geantwoord dat hij, nadat hij dit bij het personeel had gemeld, nieuw brood heeft gekregen. Nu niet is gebleken dat dit een probleem van structurele aard is, is de beroepscommissie van oordeel dat het hier een omstandigheid van
zodanig feitelijke aard betreft, dat dit niet kan worden aangemerkt als een door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing, waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw beklag open staat.

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en dr. H.G. van de Bunt, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 24 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven