Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4002/GA en 16/4005/GA, 10 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:10-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/4002/GA en 16/4005/GA

betreft: [klager] datum: 10 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

de directeur van de penitentiaire inrichting Nieuwegein en

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 november 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 maart 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, heeft de behandeling van de beroepen plaatsgehad. Als toehoorder was aanwezig mevrouw R. van Leerdam, die in het kader van haar middelbare
schoolopleiding een maatschappelijke stage loopt. Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.

Op 9 maart 2017 is namens de directeur schriftelijk bericht dat de directie niet ter zitting kan verschijnen, omdat er op 10 maart 2017 maar één directeur in de inrichting aanwezig is. Verzocht is om van het verhandelde ter zitting een verslag op te
maken. Nu ter zitting niemand is verschenen is geen verslag opgemaakt en is de directeur hiervan op de hoogte gesteld.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager op 30 mei 2016 door DV&O naar het verkeerde ziekenhuis is vervoerd (NM-2016-471).

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en klager geen tegemoetkoming toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt – samengevat – toegelicht. Op 30 mei 2016 is klager door DV&O opgehaald om te worden vervoerd naar het Diaconessenhuis Zeist voor een bezoek aan de
polikliniek oogheelkunde. Klager is echter vervoerd naar het Diaconessenhuis Utrecht, zoals op de rittenlijst van DV&O was vermeld. Dit betreft een fout van DV&O. Het is een incident. Klagers klacht is niet gericht tegen een beklagwaardige beslissing
van de directeur. Daartoe wordt verwezen naar RSJ 24 oktober 2013, 13/2103/GA, RSJ 25 mei 2016, 16/0851/GA en RSJ 26 september 2016, 16/2112/GA. Er was bij DV&O geen reden te twijfelen aan de juistheid van de op de rittenlijst vermelde locatie. Klager
heeft niet aangegeven dat de verkeerde route werd gereden. Hij heeft het aanbod hem die dag alsnog te vervoeren naar het juiste Diaconessenhuis afgewezen. Verwezen wordt naar een op 22 december 2016 door DV&O opgemaakt en bij het beroepschrift gevoegde
verslag.

Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt
– samengevat – toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Klager is tijdens zijn drie uur durende vervoer op 30 mei 2016 geboeid geweest en er is een broekstok aangelegd. De revalidatie heeft langer geduurd, omdat klager op een later
moment een oogarts heeft kunnen bezoeken. DV&O had de op de rittenlijst vermelde locatie vooraf moeten controleren. Klager wilde niet alsnog vervoerd worden naar het juiste Diaconessenhuis, omdat het spitstijd was en hij die dag aan het vasten was.

3. De beoordeling
Bij besluit van 19 juli 2010 is door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie een Commissie van Toezicht ingesteld bij DV&O. Bij deze Commissie van Toezicht is nog geen beklagcommissie ingesteld die klachten over (uitvoerings-)beslissingen
tijdens het vervoer zal beoordelen. Wetsvoorstel 33844, waarin onder meer de instelling van een dergelijke beklagcommissie zal worden geregeld, is sinds 2014 aanhangig bij de Tweede Kamer. Daarom kunnen gedetineerden op dit moment nog niet rechtstreeks
een klacht indienen bij DV&O. In de huidige situatie wordt op grond van de Pbw beoordeeld of de directeur van de inrichting verantwoordelijk kan worden gehouden voor klachten die het gevolg zijn van het in opdracht van die directeur uitgevoerde
vervoer.

Vaststaat dat klager op 30 mei 2016 als gevolg van een misslag zijdens DV&O naar het verkeerde ziekenhuis is vervoerd. Klager beklaagt zich over het vervoer naar het verkeerde ziekenhuis. Het verwijt van klager betreft feitelijk handelen van personeel
van DV&O. Dergelijk feitelijk handelen betreft geen beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw en klager kan derhalve niet worden ontvangen in zijn klacht. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur daarom gegrond verklaren, de uitspraak
van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht. Zij zal het beroep van klager gericht tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gericht tegen de gegrondverklaring van de klacht gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn klacht.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager gericht tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, drs. H. Heddema en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 10 april 2017

secretaris voorzitter

Naar boven