nummer: 13/2284/GV
betreft: [klager] datum: 29 augustus 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.T. van Berge Henegouwen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 juli 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft om strafonderbreking verzocht omdat zijn partner op 19 juli 2013 aan haar onderbeen moest worden geopereerd, en zij niet in staat was om voor zichzelf, de kinderen
(in de leeftijd van 4 tot 10 jaar) en het huishouden te zorgen. De Medisch Adviseur bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft aangegeven dat de mobiliteit van klagers partner twee tot drie weken na de operatie pas helder zal zijn en heeft
geadviseerd tot dan strafonderbreking te verlenen en de situatie daarna opnieuw te beoordelen. Op 10 juli 2013 heeft de advocaat-generaal positief geadviseerd, mits tijdens de strafonderbreking een locatieverbod wordt opgelegd dat door middel van
elektronisch toezicht wordt gehandhaafd. Uit het advies vrijheden blijkt dat klager een voorbeeld is voor de andere gedetineerden en dat hij stabiel gedrag vertoont. Het verlofadres is geverifieerd en in orde bevonden. Op 11 juli 2013 heeft de
advocaat-generaal echter het positieve advies, na overleg met de selectiefunctionaris, herzien. Door de selectiefunctionaris is (namens de Staatssecretaris) aangegeven dat toepassing van elektronisch toezicht feitelijk niet mogelijk is gedurende de
strafonderbreking. De advocaat-generaal blijft er echter bij dat toepassing van elektronisch toezicht gedurende een strafonderbreking op grond van de wet wel mogelijk zou moeten zijn, nu aan een verlof op grond van artikel 5 van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting (de Regeling) bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden. De advocaat-generaal ziet zich echter, nu feitelijk geen gevolg kan worden gegeven aan toepassing van elektronisch toezicht, toch genoodzaakt om negatief te
adviseren. De bestreden beslissing van de Staatssecretaris is vervolgens weer gebaseerd op het negatieve advies van de advocaat-generaal. Volgens klager is sprake van een cirkelredenering. De Staatssecretaris geeft verder aan dat strafonderbreking niet
noodzakelijk is en klagers partner hulp van derden of de thuiszorg dient te regelen. Ook de kinderen van klager uit een eerdere relatie zouden, gezien hun leeftijd, de nodige ondersteuning moeten kunnen bieden. Echter tussen klagers partner en de
kinderen uit zijn eerdere relatie bestaat niet of nauwelijks contact. Andere personen die klagers partner fulltime kunnen ondersteunen zijn niet aanwezig. Thuiszorg is evenmin een optie vanwege de daarmee gemoeide kosten en gezien het feit dat het
noodzakelijk is dat klagers partner gedurende de hele dag wordt ondersteund. Volgens klager is strafonderbreking dan ook geïndiceerd. Hij verwijst daartoe naar de uitspraak van de beroepscommissie van 14 mei 2013 met kenmerk 13/1293/GV. Klager verzoekt
hem alsnog strafonderbreking te verlenen en aan hem een vergoeding toe te kennen voor de periode dat hij ten onrechte geen strafonderbreking heeft gehad.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven –toegelicht. Er bestond geen dringende noodzaak voor klager om thuis te zijn, nu geen sprake was van een levensbedreigende situatie en andere oplossingen voor de
problematiek denkbaar waren. Ook heeft meegespeeld dat klager is veroordeeld voor een geweldsdelict, hij een lang strafrestant heeft en de advocaat-generaal eiste dat tijdens de strafonderbreking elektronisch toezicht zou worden toegepast. Verder werd
in het advies vrijheden niets vermeld over mogelijke stappen die klager zelf zou hebben ondernomen om hulp van derden te krijgen en ook werd niets aangegeven over de (on)mogelijkheid van inschakeling van instanties, zoals de thuiszorg. De
Staatssecretaris heeft contact opgenomen met de inrichting en er bleek inderdaad niets geregeld te zijn. Ook bleek klager twee volwassen kinderen uit een eerdere relatie te hebben die ook in staat zouden moeten zijn om hulp te bieden. Bovendien bleek
het niet mogelijk om tijdens een strafonderbreking elektronisch toezicht toe te passen, terwijl de advocaat-generaal dit als voorwaarde had gesteld. Alles overziend heeft de Staatssecretaris besloten het verzoek af te wijzen. De Staatssecretaris heeft
daarna nog wel getracht de ontwikkelingen in klagers thuissituatie te volgen. Uit informatie van de inrichting bleek dat toch hulp was geregeld via de thuiszorg en de kinderen de resterende zorg voor hun rekening hebben genomen. Volgens de inrichting,
die dit had opgenomen met klager, verliep dit zeker niet probleemloos, maar wel op een acceptabele wijze. Klagers partner heeft inmiddels loopgips gekregen en is weer mobiel.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Roermond heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits klager tijdens het verlof wordt aangesloten op elektronisch toezicht zoals door de advocaat-generaal wordt voorgesteld.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ’s Hertogenbosch heeft op 10 juli 2013 positief geadviseerd ten aanzien van een strafonderbreking voor de duur van drie weken onder voorwaarde dat een locatieverbod wordt opgelegd dat wordt gehandhaafd met
elektronisch toezicht. Op 11 juli 2013 heeft de advocaat-generaal aangegeven dat hij van de selectiefunctionaris heeft verrnomen dat elektronisch toezicht zeer ongebruikelijk is. De advocaat-generaal ziet niet in waarom elektronisch toezicht niet als
bijzondere voorwaarde zou kunnen worden opgelegd. Indien de selectiefunctionaris echter van oordeel is dat de verzochte strafonderbreking zich niet leent voor een controle door middel van elektronisch toezicht, ziet de advocaat-generaal zich
genoodzaakt
negatief te adviseren. Het opgelegde locatieverbod valt volgens de advocaat-generaal zonder elektronisch toezicht niet of nauwelijks te handhaven.
De Medisch Adviseur bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft op basis van informatie van de orthopeed geadviseerd om gedurende twee à drie weken na de operatie strafonderbreking te verlenen in verband met de zorg voor de kinderen en om de
zorg te regelen voor de periode daarna. Na twee tot drie weken dient de situatie dan opnieuw te worden beoordeeld.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van achttien jaar, met aftrek, wegens het medeplegen van moord, meermalen gepleegd en het medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 5
augustus
2016. Aansluitend dient hij eventueel één jaar vervangende hechtenis te ondergaan in verband met een aan hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan, voor zover hier van belang, strafonderbreking worden verleend voor de verzorging van een ernstig zieke levenspartner.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat zijn partner op 19 juli 2013 moest worden geopereerd en zij na de operatie niet in staat zou zijn voor zichzelf, de kinderen en het huishouden te zorgen. De Medisch Adviseur bij het Ministerie van
Veiligheid en Justitie heeft op 4 juli 2013 geadviseerd om aan klager na de operatie van zijn partner twee tot drie weken strafonderbreking te verlenen. De beroepscommissie stelt vast dat niet is gebleken dat klagers partner ernstig ziek is, zodat geen
sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 36 van de Regeling. Voor zover klager strafonderbreking heeft aangevraagd omdat zijn partner na de operatie niet in staat zou zijn voor het huishouden en de kinderen te zorgen, is de beroepscommissie
van
oordeel dat onvoldoende is gebleken dat andere mogelijkheden ter ondersteuning van klagers partner bij de verzorging van de kinderen en het huishouden zijn verkend. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat, ondanks het
positieve advies van de Medisch Adviseur, onvoldoende aannemelijk is geworden dat in het geval van klager strafonderbreking is geïndiceerd. De beslissing van de Staatssecretaris kan reeds hierom dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt. De beroepscommissie komt aan de vraag of elektronisch toezicht tijdens de strafonderbreking mogelijk dan wel gewenst is, niet toe. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 augustus 2013
secretaris voorzitter