Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2720/SGA, 22 augustus 2013, schorsing
Uitspraakdatum:22-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 13/2720/SGA
Betreft : [klager] datum: 22 augustus 2013

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

de directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, verder verzoeker te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 70, tweede lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van een uitspraak van 16 augustus 2013 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen
klager.

Het beklag betreft de weigering van de directeur om ingevoerde sportschoenen uit te reiken.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard.

De voorzitter heeft kennisgenomen van bedoelde uitspraak van de beklagcommissie en de onderliggende stukken, het op 19 augustus 2013 tegen onderhavige uitspraak ingediende beroepschrift en van de eerdere schriftelijke reactie van klager op het
schorsingsverzoek met kenmerk 13/2673/SGA.

1. De beoordeling
De voorzitter heeft de directeur op 21 augustus 2013, bij beslissing met kenmerk 13/2673/SGA, niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot schorsing van de beslissing van de beklagcommissie van 16 augustus 2013 omdat er nog geen beroepschrift zou
zijn ingediend. Achteraf is gebleken dat hierbij sprake is van een misslag van het secretariaat van de Raad nu er wel een beroepschrift van de directeur was ontvangen. De voorzitter zal het – hernieuwd ingediende – verzoek daarom nu inhoudelijk
behandelen.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de uitspraak waartegen beroep is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die uitspraak. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan er voorshands niet zonder meer vanuit worden gegaan dat de beroepscommissie het door de directeur
ingesteld beroep gegrond zal verklaren. Gelet daarop is er voor de voorzitter onvoldoende aanleiding om thans over te gaan tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de beklagcommissie. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De beslissing
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 augustus 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven