Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0915/GB, 2 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:02-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/915/GB

Betreft: [klager] datum: 2 juli 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 maart 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 15 juni 2012 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de p.i. Breda. Op 23 januari 2013 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Ter Apel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers gezin woont in Frankrijk. Alhoewel klager begrijpt dat detentie altijd gepaard gaat met bezoekproblemen is de reisafstand naar de p.i. Ter Apel ten opzichte van de p.i. Breda,
waar klager eerst verbleef, voor het gezin enorm toegenomen. Hierdoor is het onmogelijk geworden voor klagers gezin hem te bezoeken. Het is voor hen ongeveer zes uur heen reizen, zonder pauzes, voor een bezoek van twee uur. Vanwege de jonge kinderen is
het onmogelijk om zoveel uur achter elkaar te rijden. Tevens bestaat, gelet op de jonge leeftijd van de kinderen, de vrees voor onthechtingproblematiek. Klager krijgt geen kans om een familieband op te bouwen, hierdoor wordt artikel 8 van het EVRM
geschonden. Hoewel optimale landelijke capaciteitsbenutting van belang is, mag dat niet zwaarder wegen dan klagers belang bij het zien van zijn gezin. Klager heeft zijn gezin voor het laatst in januari 2013 op bezoek gehad. Klager is een EU-burger
waardoor hij geen vreemdeling is in de zin van artikel 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Klager beroept zich op de uitspraak van de beroepscommissie met het nummer 12/1984/GB, in deze zaak betrof het een
ongewenst verklaarde strafrechtelijk gedetineerde vreemdeling die na detentie wellicht zou worden uitgezet, maar werd overgeplaatst dichterbij zijn familie. Klager behoort niet tot de categorie strafrechtelijke gedetineerde vreemdelingen, reden te meer
hem naar de p.i. Breda of de locatie Sittard over te plaatsen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klagers vestigingsadres na detentie ligt in Frankrijk, waardoor voor hem het regiobeginsel vervalt. In het kader van een optimale landelijke
capaciteitsbenutting volgt selectie naar een locatie waar hij zo snel mogelijk geplaatst kan worden. Op het moment dat klager ter selectie werd aangeboden bleek de p.i. Ter Apel, mede vanwege leegstand en gelet op klagers strafrestant, de beste optie
te
zijn. De selectiefunctionaris wijst er op dat detentie bezoekproblemen met zich meebrengt, uitgezonderd bijzondere omstandigheden. Uit de stukken blijkt dat hier niet gesproken kan worden van een bijzondere omstandigheid.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Ter Apel is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie en zij vormen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium. Bovendien is uit navraag bij de p.i. Ter Apel gebleken dat klager in de p.i. Ter Apel niet verstoken is van
bezoek en op 28 april 2013 bezoek van zijn gezin uit Frankrijk heeft ontvangen. De beslissing van de selectiefunctionaris kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep
zal derhalve ongegrond worden verklaard.

De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van C.M.E. Taverne, secretaris, op 2 juli 2013

secretaris voorzitter

Naar boven