Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0432/GA, 30 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/432/GA

betreft: [klager] datum: 30 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Blonk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 december 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 mei 2013, gehouden in de p.i. Hoogeveen is klager gehoord.
Klagers raadsvrouw, mr. K. Blonk, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Lelystad, [...], hebben schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens het uitschelden van een personeelslid.

De beklagcommissie heeft het beklag materieel ongegrond en formeel gegrond verklaard en klager geen tegemoetkoming toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
De straf is ten onrechte opgelegd. Klager heeft de docent niet uitgescholden. Hij was donderdag 30 augustus 2012 in het kantoor tegenover het klaslokaal bezig met het schuren en lakken van trappen. Hij wilde wat vragen aan een medegedetineerde die zich
in het klaslokaal bevond. Klager was ontstemd dat de docent de deur voor zijn neus dichtgooide. Hij heeft misschien tyfushond gezegd, maar hij wilde de docent niet uitschelden. Hij heeft dit waarschijnlijk tegen medegedetineerden gezegd. Het was wel
voor de docent bedoeld, maar hij heeft het niet tegen de docent gezegd. Klager had geen kwade bedoelingen. Het schriftelijke verslag is niet aangezegd. Klager hoorde maandag 3 september 2012 in zijn cel pas dat hij vijf dagen achter de deur moest. De
schriftelijke mededeling is pas op 5 september 2012 aan hem uitgereikt. De directeur die stelt dat hij aan klager heeft medegedeeld dat de afhandeling van het rapport zou worden uitgesteld tot maandag, de heer K., kent klager niet. Hij heeft nooit
eerder rapporten gehad en was al anderhalf jaar schilder. Hij was bezig met het behalen van diploma’s. Door het incident kan hij nu zijn examens niet meer doen. Subsidiair voert klager aan dat de opgelegde straf te hoog is. Klager verzoekt om een
compensatie.

De directeur heeft in beroep aangegeven bij zijn standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie te blijven. De directeur verwijst daartoe naar een verklaring van de heer K., plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Lelystad, waarin de
heer K. verklaart dat hij op donderdag 30 augustus 2012 bij klager langs is geweest en heeft medegedeeld dat de afhandeling van het rapport wordt uitgesteld tot maandag 3 september 2012 teneinde meer duidelijkheid te verkrijgen over het incident.

3. De beoordeling
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager de docent heeft uitgescholden, zodat de directeur in redelijkheid kon besluiten tot het opleggen van een disciplinaire straf van vijf
dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel. De beroepscommissie verklaart het beroep in zoverre ongegrond.
Nu de schriftelijke mededeling in strijd met het bepaalde in artikel 58, eerste lid, van de Pbw niet onverwijld aan klager is uitgereikt, kan de beroepscommissie zich niet verenigen met het oordeel van de beklagcommissie geen tegemoetkoming aan klager
toe te kennen. Zij zal het beroep, voor zover gericht tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming, dan ook gegrond verklaren. De uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en aan klager zal alsnog een tegemoetkoming van €
12,50 worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming gegrond en vernietigt de beslissing van de beklagcommissie in zoverre. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 12,50 toekomt.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 30 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven