Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3303/GA, 28 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:28-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3303/GA

betreft: [klager] datum: 28 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 oktober 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 maart 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Krimpen aan den IJssel gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen,
heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen;
b. visitatie door een vrouw;
c. plaatsing in een afzonderingscel met een camera.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de uitspraak. Hij wil het slachtoffer oproepen als getuige om klagers onschuld te bewijzen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is één van de vijf gedetineerden die een rol hebben gespeeld bij een zeer ernstig incident, mogelijk een groepsverkrachting, dat zich op 28
april 2012 heeft voorgedaan op de cel van een medegedetineerde. Het onderzoek is overgenomen door de politie nadat het slachtoffer aangifte heeft gedaan. Pas enkele dagen na het incident werd duidelijk wat zich mogelijk zou hebben afgespeeld op de cel
van het slachtoffer. Het ging slecht met hem, hij bleef op zijn cel en at of dronk niet. Mede door wisselingen van het personeel gedurende deze dagen heeft er onvoldoende bundeling van informatie plaatsgevonden. Voor het incident is niemand gestraft.
Alle vijf gedetineerden zijn kort daarna overgeplaatst.
Klager is door het IBT in de afzonderingscel geplaatst en gevisiteerd. Een vrouw maakt regulier deel uit van het IBT. Zij was dan ook aanwezig bij de visitatie, maar heeft klager niet aangeraakt noch de commando’s gegeven. Zij was uit functioneel
oogpunt aanwezig.
Bij de overplaatsing naar een andere afzonderingscel is klager medegedeeld dat de camera niet aanstond. Het is misschien wel de vraag of klager dit ook heeft gehoord.

3. De beoordeling
De beroepscommissie wijst het verzoek van klager om het slachtoffer als getuige op te roepen af, nu klager dit verzoek verder niet heeft toegelicht.

a.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden op dit onderdeel van het beklag heeft beslist. Geleidelijk werd duidelijk dat zich op 28 april 2012 een zeer ernstig incident, mogelijk een groepsverkrachting, heeft voorgedaan.
Iedereen die mogelijk betrokken was bij dit incident is afgezonderd en uiteindelijk overgeplaatst. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

b.
Op grond van artikel 29, derde lid, van de Pbw vindt het onderzoek aan het lichaam van de gedetineerde op een besloten plaats en, voor zover mogelijk, door personen van hetzelfde geslacht als de gedetineerde plaats. Vast is komen te staan dat een vrouw
onderdeel uitmaakte van het IBT-team en aanwezig was tijdens de visitatie. Nu zij daar functioneel als onderdeel van het IBT-team aanwezig was en niet feitelijk heeft deelgenomen aan de visitatie heeft de directeur niet gehandeld in strijd met
voornoemde bepaling. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

c.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden op dit onderdeel van het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 28 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven