Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0203/TA, 25 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/203/TA

betreft: [klager] datum: 25 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 januari 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 maart 2013 gehouden in de penitentiaire inrichtingen te Vught, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], hoofd behandeling.

Klagers raadsman mr. R. Polderman heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag houdt in dat klager de temperatuur in zijn verblijfsruimte niet zelf kan regelen.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De temperatuur kon alleen buiten de verblijfsruimte worden geregeld. Het was te koud in klagers verblijfsruimte. Klager heeft voortdurend bij het personeel
gemeld dat de verwarming het niet deed. Pas aan het eind van de week heeft de technische dienst ernaar gekeken en de knop van klagers radiator vervangen. Uit de regelgeving volgt dat een verpleegde in de verblijfsruimte de verwarming aan en uit kan
doen
en dit niet aan het personeel hoeft te vragen. De temperatuur in klagers verblijfsruimte is niet gemeten.
De dag na de melding is klager gevraagd of de verwarming weer werkte en klager heeft geantwoord dat de verwarming het nog niet deed. De dag van de eerste melding heeft klager niemand gezien. Hij heeft de hele week moeten vragen of het personeel de
verwarming aan of uit wilde zetten. Nog steeds is het zo dat de verblijfsruimte te warm wordt als je de verwarming aanzet en te koud wordt wanneer je de verwarming uitzet.
De beklagcommissie heeft een jaar geleden de aanbeveling gegeven om een extra deken te verstrekken, maar klager is geen extra deken verstrekt.
Acht jaar zijn er al problemen met de verwarming. De verwarming behoort goed te werken.
Een eerder soortgelijk beroep van klager, nummers 11/3309/TA en 11/3765/TA, is door de beroepscommissie gegrond verklaard.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Navraag is gedaan bij sociotherapie en teruggekoppeld is dat op de dag van de melding zelf de technische dienst bericht heeft
gekregen en dat de storing diezelfde dag nog is verholpen. Sociotherapie heeft dezelfde dag bij klager nagevraagd of de verwarming het weer goed deed en klager heeft geantwoord dat de verwarming weer goed werkte.
Uit de regelgeving volgt niet dat klager de verwarming in zijn verblijfsruimte zelf moet kunnen regelen.
Er is veel geld geïnvesteerd in klimaatbeheersing. Hoewel het momenteel koud is in de inrichting zijn er geen signalen ontvangen dat verpleegden het vreselijk koud hebben.

3. De beoordeling
Naar het oordeel van de beroepscommissie betreft het beklag de vermeende schending van een in artikel 7 van de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen (hierna: Regeling) aan klager toekomend recht. De beroepscommissie
zal
gelet op het bepaalde in artikel 56, eerst lid aanhef en onder e, van de Bvt de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvangen in het beklag.

Uit artikel 7, eerste en tweede lid, van de Regeling volgt dat in de persoonlijke verblijfsruimte een regelbare verwarming is aangebracht. De verwarming heeft een zodanige capaciteit dat bij een buitentemperatuur van minus 10o C en een windsnelheid van
10 meter per seconde in de persoonlijke verblijfsruimte een temperatuur van 20o C kan worden bereikt.

In de uitspraak nummer 05/2231/TA van 1 februari 2006 heeft de beroepscommissie eerder overwogen dat artikel 7 van de Regeling niet zo moet worden uitgelegd dat het hoofd van de inrichting dient zorg te dragen voor een verwarmingsinstallatie waarmee
elke patiënt elke door hem gewenste temperatuur zelf kan instellen. Het gebruik van een verwarmingsinstallatie waarop verscheidene verblijfsruimten zijn aangesloten brengt nu eenmaal met zich mee dat de temperatuur door de één te warm en door de ander
te koud kan worden bevonden. Daar waar klager klaagt over de temperatuur in zijn persoonlijke verblijfsruimte, beveelt de beroepscommissie aan, dat het hoofd van de inrichting nagaat of er in het specifieke geval van klager enige oplossing mogelijk is.

Door klager is in beklag aangegeven dat hij niet zelf de verwarming kon uitzetten en dat die te warm bleef. In beroep heeft klager ter zitting aangegeven dat het te koud was in zijn verblijfsruimte. Door klager is gesteld dat de inrichting pas aan het
eind van de week na zijn melding dat de verwarming niet werkte in zijn verblijfsruimte de knop van zijn radiator heeft vervangen en dat hij een week lang aan het personeel moest vragen om de verwarming buiten zijn verblijfsruimte aan of uit te zetten.
Door de inrichting is dit betwist en gesteld dat op de dag van de melding de technische dienst naar de verwarming heeft gekeken, de storing heeft verholpen, dat dezelfde dag klager is gevraagd of de verwarming weer goed werkte en dat klager dit heeft
bevestigd.
Gelet op het bovenstaande kan de beroepscommissie niet tot het oordeel komen dat sprake zou zijn van schending van artikel 7 van de Regeling. Zij zal derhalve het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, ontvangt klager alsnog in het beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs B. van Dekken en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven