nummer: 12/3017/GA en 12/3035/GA
betreft: [klager] datum: 4 januari 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van
de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel en
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 17 september 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 4 december 2012, gehouden in de p.i. Hoogeveen, zijn klager, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn raadsman mr. R.A. Kaarls - mevrouw [...]-, de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Ter Apel,
[...], vergezeld door de juridisch medewerker van de p.i. Ter Apel, [...], gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager verplicht is naar de werkzaal te gaan, terwijl er onvoldoende werk is.
De beklagrechter heeft het beklag voor zover dit de periode van 20 juli 2012 tot 23 juli 2012 betreft gegrond verklaard en geen tegemoetkoming toegekend en voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Klager klaagt in zijn klaagschrift alleen over het feit dat hij periodiek aan het werk is. De beklagrechter heeft het beklag
dan ook te ruim opgevat. Op de werkzaal worden steeds 33 pallets geleverd met vier verschillende soorten goederen. Omdat de leverancier de opdracht heeft gegeven om de goederen op dezelfde manier terug te plaatsen als waarop ze worden aangeleverd, moet
het personeel de goederen eerst uitzoeken alvorens de gedetineerden stickers kunnen plakken. Om het werk zo goed mogelijk te verrichten en verwarring te voorkomen, worden gedetineerden tijdens het uitzoeken door het personeel in de koffiehoek geplaatst
waar vervangende activiteiten in de vorm van spelletjes worden aangeboden. Voor 23 juli 2012 waren gedetineerden verplicht om, op straffe van een rapport, naar de werkzaal te komen. Sinds 23 juli 2012 hebben gedetineerden een keuzemogelijkheid. Zij
kunnen ’s morgens naar de werkzaal gaan of aftekenen voor de arbeid en op eigen cel blijven met behoud van loon. Het is niet mogelijk om halverwege de dag te switchen. Verder licht de directeur toe dat wordt gewerkt met een gespiegeld programma. ’s
Morgens heeft de ene helft van de afdeling arbeid en de andere helft recreatie en ’s middags is dit andersom. Het is niet mogelijk voor gedetineerden om op de momenten dat er onvoldoende werk is samen met de andere helft van de afdeling te recreëren,
omdat er onvoldoende personeel en ruimte is. Ten slotte geeft de directeur aan dat het lastig is om voldoende werk te krijgen.
Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt - zakelijk weergegeven - schriftelijk toegelicht. Als er geen werk was, moest klager op de werkzaal spelletjes spelen, omdat hij anders werd
gesanctioneerd.
Tijdens de spelletjes werd er met geld gegokt. Klager heeft een gokprobleem en is veel geld verloren bij de spelletjes op de werkzaal. Hij werd verleid om aan zijn verslaving toe te geven. Sinds 23 juli 2012 mag klager er ook voor kiezen om op cel te
blijven gedurende de arbeid. Hij heeft dit geprobeerd, maar hij vindt dit veel te zwaar en is daarom weer naar de werkzaal gegaan waar hij nog meer geld heeft verloren met gokken. Dit alternatief brengt klager dus niet in betere positie. Er is sprake
van een structureel probleem en er is geen sprake van een overmachtsituatie. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraken van de beroepscommissie van 3 september 2009 met nummer 09/2011/GA, van 12 mei 2010 met nummer 10/0472/GA en van 14 december
2010 met nummer 10/1895/GA. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming van € 400,=.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat het beroep van klager gericht is tegen de uitspraak van de beklagrechter voor zover daarbij het beklag ongegrond is verklaard en voor zover geen tegemoetkoming is toegekend naar aanleiding van het gegrondverklaarde
gedeelte van het beklag. Het beroep van de directeur is gericht tegen de uitspraak van de beklagrechter voor zover daarbij het beklag gegrond is verklaard.
Klager verblijft op een afdeling waar een regime van algehele gemeenschap geldt. Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Pbw verblijven gedetineerden in een regime van algehele gemeenschap tezamen in woon- en werkruimten of nemen gezamenlijk deel aan
activiteiten. Gedurende activiteiten waaraan zij niet deelnemen, kunnen zij worden verplicht zich in hun verblijfsruimte op te houden. Klager klaagt over het feit dat hij op de momenten dat er onvoldoende werk is, toch naar de werkzaal moet, dan wel op
de werkzaal moet blijven, alwaar vervangende activiteiten in de vorm van spelletjes worden aangeboden. Anders dan de directeur in beroep aanvoert, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter het beklag niet te ruim heeft opgevat. De
beroepscommissie is verder van oordeel dat de directeur, op de momenten dat er tijdens de uitvoering van de werkzaamheden tijdelijk onvoldoende werk is, vervangende activiteiten in de vorm van spelletjes mag aanbieden (in de koffiehoek) op de werkzaal.
Van de directeur kan niet gevergd worden gedetineerden toe te staan tussentijds de werkzaal te verlaten.
Niet aannemelijk is geworden dat in het geheel geen arbeid voorhanden was, in welk geval de gedetineerde niet op straffe van een sanctie kan worden verplicht aan de vervangende activiteiten deel te nemen. Gelet op het voorgaande zal het beroep van de
directeur gegrond worden verklaard. Het beroep van klager zal ongegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal, voor zover daarbij het beklag gegrond is verklaard, worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.
Daaruit volgt reeds dat voor toekenning van een tegemoetkoming zoals verzocht geen plaats is. De uitspraak van de beklagrechter zal voor het overige worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond en dat van klager ongegrond. Zij vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover het beklag gegrond is verklaard en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond. Zij
bevestigt
de uitspraak van de beklagrechter voor het overige.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 4 januari 2013
secretaris voorzitter