Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2394/TB - tussenbeslissing, 11 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2394/TB - tussenbeslissing

betreft: [klager] datum: 11 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.S.K. Jap-A-Joe, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 20 juli 2012 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 november 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.S.K. Jap-A-Joe, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam
bij
de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC de Pompestichting (hierna: de Pompestichting) waarbij het individuele beveiligingsniveau is vastgesteld op gemiddeld.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 1 maart 1982 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een jaar en zes maanden en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is op 16
maart 1982 aangevangen. Op 26 oktober 1994 is klager geplaatst in het FPC Oldenkotte. Deze inrichting heeft klager op 7 augustus 2002 aangemeld voor plaatsing op een longstay-afdeling. Klager is bij besluit van 17 maart 2003 geplaatst in een
longstayvoorziening van de Pompestichting.
Bij advies van 16 november 2011 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is geoordeeld dat op grond van geldend psychiatrisch inzicht in alle redelijkheid kan worden vastgesteld dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet
zinvol is en dat op dit moment geen mogelijkheid wordt gezien voor een uitstroomtraject van klager. Voorts is opgemerkt dat er geen reden is te twijfelen aan de inhoud van het verlengingsadvies van 3 februari 2010 omdat sprake is van een formeel
gebrek,
welke gebrek op 8 augustus 2011 is hersteld. Vervolgens is klager gehoord over de voorgenomen voortzetting van de plaatsing in een longstayvoorziening. De bestreden beslissing van de Staatssecretaris is op 5 december 2011 genomen. Op 20 juli 2012 is
een
nieuwe beslissing genomen, waarbij klager andermaal werd geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting en waarbij het individuele beveiligingsniveau is vastgesteld op gemiddeld.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het beroep richt zich enkel tegen het beveiligingsniveau. De inrichting heeft een laag beveiligingsniveau geadviseerd. De LAP daarentegen adviseert een gemiddeld beveiligingsniveau. Voor klager
is niet helder op basis waarvan de Staatssecretaris meent dat aan het LAP-advies een zwaarder gewicht moet worden toegekend dan aan het advies van de inrichting. Het vastgestelde beveiligingsniveau is een criterium voor de mogelijkheid van het indienen
van een aanvraag tot het verlenen van een machtiging voor begeleid verlof. Het vaststellen van klagers beveiligingsniveau als gemiddeld heeft voor klager als directe consequentie dat hij niet meer op begeleid verlof kan. Tijdens de door hem in het
verleden genoten begeleide verloven hebben zich nimmer incidenten voorgedaan. Dit betroffen begeleide verloven met twee begeleiders. Klager ziet niet in waarom dit thans anders zou zijn. Doordat klager niet meer op begeleid verlof kan is de kwaliteit
van leven voor klager gedaald tot het nulpunt. De (nieuwe) regeling is dermate inhumaan, dat deze door klager als een straf wordt ervaren. Klagers laatste begeleid verlof was in juni 2012. Het nieuwe beleid van de Staatssecretaris is ingegeven door
de
veiligheid van de samenleving, maar klager meent dat ook zijn belang van gewicht in de schaal legt. Klager gebruikt geen libidoremmende medicatie, omdat onduidelijk is wat de effecten daarvan zijn. Ook zijn hieraan bijwerkingen verbonden. Tevens komt
uit de rapportage van 21 juni 2012 naar voren dat bij klager van libidoremmende medicatie weinig effect is te verwachten. Dit motiveert klager evenmin.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Klagers beveiligingsniveau is bepaald aan de hand van het advies van de LAP van 12 juli 2012, waarvan klager in het kader van de beroepsprocedure kennis heeft
kunnen nemen. In het LAP-advies is het advies van de Pompestichting van 28 juni 2012 betrokken. Er zijn geen externe adviseurs geraadpleegd. Het LAP schat het beveiligingsniveau als gemiddeld in. Hierbij is overwogen dat klager zijn long-stay status
niet accepteert, begeleid verlof moet plaatsvinden met twee begeleiders en dat hij geen libidoremmende medicatie wil gebruiken.
In dit specifieke geval is besloten alsnog de externe adviseurs te raadplegen, die omtrent klagers driejaarlijkse herbeoordeling van de longstay-status eerder hebben gerapporteerd. De LAP zal vervolgens worden gevraagd de dan uitgebrachte rapportages
te
beoordelen. Er zal dan ook worden gekeken naar klagers verlofhistorie, de eventuele (interne) incidenten en de effecten van de libidoremmende medicatie. Om die reden verzoekt de Staatssecretaris de beroepscommissie de behandeling van het beroep aan te
houden. De Staatssecretaris verwacht dat het aanvullend onderzoek ongeveer drie maanden in beslag zal nemen.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Ten aanzien van de beslissing van 5 december 2011 tot plaatsing van klager in de longstayvoorziening van FPC de Pompestichting heeft de beroepscommissie op 5 april 2012 met nummer 11/4352/TB het hiertegen door klager ingediende beroep ongegrond
verklaard. Op 20 juli 2012 heeft de Staatssecretaris andermaal besloten tot plaatsing van klager in de longstayvoorziening van FPC de Pompestichting en daarbij het vereiste beveiligingsniveau vastgesteld op gemiddeld. Onderhavig beroep is gericht tegen
het vastgestelde beveiligingsniveau.

Ter zitting van de beroepscommissie heeft de Staatssecretaris verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep in afwachting van een rapportage van externe rapporteurs over het vereiste beveiligingsniveau. De rapportages zullen vervolgens
worden
voorgelegd aan het LAP. De beroepscommissie ziet aanleiding dit verzoek te honoreren en zal derhalve de behandeling van het beroep aanhouden totdat bedoelde rapportages van de externe rapporteurs en het LAP gereed zijn. De beroepscommissie verzoekt de
Staatssecretaris het ertoe te leiden dat in de nader te ontvangen rapportages dan wel in het verweerschrift van de Staatssecretaris zelf wordt ingegaan op het volgende.
Uit de stukken komt naar voren dat de door klager genoten begeleide verloven ten tijde van zijn verblijf in een longstayvoorziening altijd zonder incidenten zijn verlopen. In licht van de consequenties die het beveiligingsniveau “gemiddeld”, voor
klager heeft, namelijk niet langer in aanmerking komen voor begeleid verlof, ontvangt de beroepscommissie graag een nadere toelichting waarom ondanks het uitblijven van incidenten tijdens de begeleide verloven die sinds jaar en dag hebben plaats
gevonden het beveiligingsniveau op dit moment door de Staatssecretaris als gemiddeld wordt ingeschat.
In de brief van 28 juni 2012 van de manager patiëntenzorg van de inrichting concludeert de inrichting dat voor klager een laag beveiligingsniveau geïndiceerd is. Uit het verweerschrift van de Staatssecretaris blijkt thans onvoldoende hoe de inschatting
van het beveiligingsniveau door de inrichting is gewogen in het oordeel van de Staatssecretaris. De beroepscommissie ontvangt ook hierover graag een nadere toelichting.
Uit de rapportage van 21 juni 2012 van de behandelaars Van R. en H. van de inrichting, komt naar voren dat de inrichting weinig heil ziet in het gebruik van libidoremmende medicatie. De beroepscommissie vraagt om het standpunt van het LAP mede naar
aanleiding van de nieuwe rapportage van de externe rapporteurs.

5. De uitspraak
De beroepscommissie houdt de behandeling van het beroep aan tot het moment waarop het LAP opnieuw zal hebben geadviseerd over het voor klager gewenste beveiligingsniveau, zodat, in afwachting van de door de Staatssecretaris te verstrekken toelichtingen
en/of nieuwe beslissing, de voortzetting van de behandeling van de klacht kan worden geagendeerd.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 11 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven