Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4352/TB, 5 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:05-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4352/TB

betreft: [klager] datum: 5 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.S.K. Jap-A-Joe, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 5 december 2011 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 maart 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.S.K. Jap-A-Joe, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de
Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van het FPC de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 1 maart 1982 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een jaar en zes maanden en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is op 16
maart 1982 aangevangen. Op 26 oktober 1994 is klager geplaatst in het FPC Oldenkotte. Deze inrichting heeft klager op 7 augustus 2002 aangemeld voor plaatsing op een longstay-afdeling. Klager is bij besluit van 17 maart 2003 geplaatst in een
longstayvoorziening van de Pompestichting.
Bij advies van 16 november 2011 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is geoordeeld dat op grond van geldend psychiatrisch inzicht in alle redelijkheid kan worden vastgesteld dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet
zinvol is en dat op dit moment geen mogelijkheid wordt gezien voor een uitstroomtraject van klager. Voorts is opgemerkt dat er geen reden is te twijfelen aan de inhoud van het verlengingsadvies van 3 februari 2010 omdat sprake is van een formeel
gebrek,
welke gebrek op 8 augustus 2011 is hersteld. Vervolgens is klager gehoord over de voorgenomen voortzetting van de plaatsing in een longstayvoorziening. De bestreden beslissing van de Staatssecretaris is op 5 december 2011 genomen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager verblijft ruim dertig jaar in een tbs-inrichting. Iedere twee jaar vindt een toetsing van de verlenging plaats. Klagers vertrouwen in het systeem heeft een deuk opgelopen, nu achteraf is gebleken dat een onbevoegde psychiater de verlenging heeft
beoordeeld. Hierover is een klacht ingediend bij de penitentiaire kamer. Verder is hierover een uitspraak gevraagd aan de voorzieningenrechter. Deze heeft zich echter onbevoegd verklaard. Het verlengingsadvies van 3 februari 2010 had niet gebruikt
mogen
worden, nu de psychiater niet bevoegd was. Er is geen sprake van slechts een formele onbevoegdheid. De psychiater mocht geen diagnose stellen. De kwaliteit van zijn advies is niet ‘state of the art’. De psychiater is geen specialist die vergaande
uitspraken over klager mag en kan doen. Hij is geen ‘medical expert’ als bedoeld in artikel 5 van het EVRM. Er is een ‘reparatie’ uitgevoerd door een bevoegde psychiater en daarop is de bestreden beslissing gebaseerd. Echter, in de Pompestichting houdt
men elkaar de hand boven het hoofd. Het is de omgekeerde wereld dat klager moet controleren of hij met een psychiater te maken heeft die bevoegd is om een advies te schrijven. De beroepscommissie is bevoegd om van dit beroep kennis te nemen, aangezien
de bestreden beslissing van de Staatssecretaris is gebaseerd op het LAP-advies. Door dit advies te gebruiken in de beslissing, is de beslissing onvoldoende gemotiveerd omdat hierin staat dat ‘zwaarwegende argumenten ontbreken’. De psychiater en
psycholoog hebben in hun rapportages conclusies getrokken op basis van een advies van een onbevoegde psychiater. Klager is nu een 54-jarige man. Hij is niet meer te vergelijken met een 23-jarige man. Zijn verloven verlopen goed. Er moet gekeken worden
naar het heden en de toekomst. Klager had nooit op een longstayvoorziening geplaatst moeten worden.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De bestreden beslissing is voldoende gemotiveerd, aangezien er uitdrukkelijk wordt verwezen naar het LAP-advies. Het advies van 3 februari 2010 is ongewijzigd gebleven. Op 8 augustus 2011 heeft de Pompestichting een reparatieadvies gegeven. De
deskundigenrapporten zijn geldig. Ten aanzien van klager is sprake van een positieve ontwikkeling, maar behandeling is nu nog niet aan de orde. Dit is nu nog risicovol gezien klagers seksualiteitsbeleving. In het rapport staat over een eventuele
behandeling dat dit ‘een verwachting’ is. Klager moet dan wel openstaan voor libidoremmers. In het LAP-advies staat op pagina 2 dat er geen reden is om te twijfelen aan het advies van de psychiater.

4. De beoordeling
Gezien het verhandelde ter zitting is het beroep in de kern gericht tegen de motivering van het LAP-advies. De beroepscommissie verstaat het beroep echter ruimer en ook aldus dat de bestreden beslissing van de Staatssecretaris aan hetzelfde (gestelde)
motiveringsgebrek lijdt, nu deze beslissing op dat advies is gebaseerd. De beroepscommissie zal klager dan ook in zijn beroep ontvangen.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken: a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter
beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde
gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 13 maart 2003 in de longstayvoorziening van de Pompestichting.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit de pro justitia rapportages van 26 april 2011 en 24 mei 2011 van respectievelijk F.Z., psycholoog en L.H, psychiater, komt het volgende naar voren. Behandeling gericht op positieve beïnvloeding van de persoonlijkheidspathologie en de seksuele
geweldsproblematiek is niet mogelijk gebleken. De psychotische problematiek is reeds langdurig door de medicamenteuze behandeling en de tbs-structuur in voldoende mate onder controle gebracht. De psychotische kwetsbaarheid rest. De gestandaardiseerde
risicotaxatie ondersteunt de klinische indruk dat de herhalingskans op seksueel gewelddadig gedrag hoog blijft. Binnen de huidige tbs-setting en stevig risicomanagement is het risico als matig in te schatten. Behandeling van de kernproblematiek lijkt
nog altijd niet mogelijk gezien de persoonlijkheidspathologie, waarbij sprake is van ernstige psychiatrische handicaps, die zoals gebleken niet therapeutisch te beïnvloeden zijn.

In het verlengingsadvies van 20 september 2010 wordt een hoog risico weergegeven in het geval dat klager geen begeleiding heeft. Uit de aanvulling daarop d.d. 23 september 2010 blijkt dat het risico op delictgedrag nog onverminderd aanwezig is en dat
klagers verblijf binnen de LPFZ nog steeds noodzakelijk is. Als de beveiligde kaders van de tbs weg zouden vallen, valt voor klager de noodzaak tot aanpassingsgedrag ook weg.

In het reparatie verlengingsadvies van 8 augustus 2011, dat is ondertekend door P.H., psychiater en A.G., het hoofd van de inrichting, staat dat het verlengingsadvies van 3 februari 2010 is ondertekend door het plv. hoofd van de inrichting en niet
tevens door een psychiater, aangezien het betreffende plv. hoofd geen geldige psychiaterregistratie had. Psychiater P.H. heeft het verlengingsadvies herbeoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het advies ‘state of the art’ tot stand is gekomen en
dat de inhoud van bedoeld verlengingsadvies correct is en geen wijzigingen dan wel aanvulling behoeft.

De LAP heeft in haar advies van 16 november 2011 geadviseerd om klagers longstaystatus voort te zetten. Zij acht zich voldoende ingelicht en merkt op dat er geen reden is te twijfelen aan het verlengingsadvies van 3 februari 2010 en dat sprake is van
een formeel gebrek, welk gebrek bij brief van 8 augustus 2011 is hersteld.
Inhoudelijk verwacht de LAP geen toegevoegde waarde van een nieuw onderzoek naar de seksualiteit van klager. Er kan getracht worden de stoornis te beïnvloeden door inzet van libidoremmende medicatie en hoe het gebruik van deze medicatie zich vertaalt
in
het gedrag van klager op de afdeling. Op grond van de hieruit voortkomende resultaten kan op de langere termijn worden onderzocht of overplaatsing naar een voorziening met minder beveiliging nodig is.

De vraag of het verlengingsadvies van de psychiater en plv. hoofd H. van de Pompestichting ten aanzien van klager gebruikt had kunnen worden bij de beoordeling van klagers voortgezette verblijf op de longstay is aan de orde geweest in het
beoordelingskader van de LAP. De beroepscommissie wijst erop dat hier sprake is van een onafhankelijk oordeel van de LAP en neemt in aanmerking dat de LAP en de Pompestichting op geen enkele wijze aan elkaar gelieerd zijn en derhalve ook ten opzichte
van elkaar als onafhankelijke instellingen hebben te gelden. Tevens merkt de beroepscommissie op dat de LAP kennis heeft genomen van het reparatieadvies van 8 augustus 2011.
Gelet op het voorgaande oordeelt de beroepscommissie dat de Staatssecretaris zijn bestreden beslissing toereikend heeft gemotiveerd en in dat licht in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening
in de rede ligt. Valide redenen om klager (tijdelijk) over te plaatsen naar een behandelinrichting voor observatie c.q. het opstarten van een behandelpoging, zijn vooralsnog niet gebleken.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs. E.J. Hofstee, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 5 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven