Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2590/GA, 3 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2590/GA

betreft: [klager] datum: 3 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 augustus 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 november 2012, gehouden in de locatie Zuid van de p.i. Arnhem, zijn gehoord [...] en [...], respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en juridisch medewerker bij de p.i. Hoogeveen.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens fraude bij een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur stelt zich op het standpunt dat aan alle formele vereisten voor de urinecontrole is voldaan. Klager heeft voorafgaand aan de controle daarover een mededeling ontvangen. In die mededeling staat (onder meer) vermeld dat hij niet te veel mag
drinken voor de urinecontrole. Bij de urinecontrole krijgt de gedetineerde een potje en twee vacuümbuisjes. Die buisjes worden in dat potje geplaatst. Vervolgens plakt de gedetineerde de voorgeschreven sticker op dat urinepotje en tekent de verklaring
omtrent de urinecontrole. Als de gedetineerde niet zou ondertekenen, accepteert het laboratorium het monster niet. Volgens de directeur hoeft de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) niet te worden aangepast om deze
methode te mogen gebruiken. Het potje met het urinemonster hoeft niet meer verzegeld te worden omdat er sprake is van vacuümbuisjes waarin de urine zich bevindt. De directeur merkt nog op dat klager het betreffende formulier moet hebben ondertekend
omdat het laboratorium urinemonsters niet van een door de betreffende gedetineerde ondertekend formulier worden vergezeld, niet onderzoekt. De directeur zegt toe het door klager ondertekende formulier na te zullen zenden.

3. De beoordeling
Klager heeft in het beroepschrift aangevoerd dat hij de formulier met betrekking tot het correcte verloop van de urinecontrole niet heeft ondertekend terwijl daarnaast de urinecontrole niet is verlopen overeenkomstig de daarvoor geldende regels.

De Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (van 2 juni 1999, nr. 726428/98/DJI, Stcrt. 128) omvat strikte procedureregels, die bedoeld zijn ter waarborging van de te volgen procedure. Uit de inlichtingen van de directeur staat vast dat in de
p.i. Hoogeveen niet de in de Regeling voorgeschreven procedure is gevolgd, maar dat gebruik is gemaakt van een ‘nieuwe’ procedure met zogenaamde vacuümbuisjes. Wat er zij van de betrouwbaarheid van uitslagen van onderzoek van langs een dergelijke
procedure verkregen urine, vast staat dat niet is voldaan aan de vereisten van de Regeling. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat, indien klager niet zou hebben getekend voor een correct verlopen procedure bij de urinecontrole, dit niet hoeft te betekenen dat het monster niet kan of mag worden onderzocht. Dat niet ondertekenen door
klager hoeft immers niet te betekenen dat niet de correcte procedure is gevolgd.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 25,=

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven