Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2904/GV, 18 oktober 2012, beroep
Uitspraakdatum:18-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2904/GV

betreft: [klager] datum: 18 oktober 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 september 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen omdat het Openbaar Ministerie (OM) negatief heeft geadviseerd en omdat er sprake is van gevaar voor ongewenste slachtofferconfrontatie en
recidivegevaar. Klager heeft in de afgelopen periode meermalen verlof aangevraagd, welke aanvragen steeds afgewezen worden op basis van een advies van het OM van 12 december 2011. Namens klager is bij de inrichting een klacht ingediend over de
afwijzing
van een verzoek om algemeen verlof. Dat beklag is bij uitspraak van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos van 3 september 2012 gegrond verklaard. In haar beslissing overweegt de beklagcommissie dat door de directeur onvoldoende zou zijn
onderbouwd waarom klagers verlof niet ongestoord zou kunnen verlopen. Ook het gevaar van slachtofferconfrontatie was volgens de beklagcommissie onvoldoende feitelijk onderbouwd. Daarom had, aldus de beklagcommissie, de verlofaanvraag niet mogen worden
afgewezen. De beklagcommissie heeft daarbij nog opgemerkt dat het negatieve advies van het OM niet kan worden gebruikt als onderbouwing voor de afwijzing. De directeur diende daarom een nieuwe beslissing te nemen. Bij beslissing van 10 september 2012
is
het verzoek om algemeen verlof opnieuw afgewezen. Klager is van mening dat hem, gelet op de uitspraak van de beklagcommissie, alsnog verlof had moeten worden toegestaan.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 7 september 2012 is van klager een verzoek om algemeen verlof ontvangen. Dit verzoek is afgewezen in verband met het negatieve advies van het OM in combinatie met het risico van ongewenste slachtofferconfrontatie. Daarnaast is er bij klager sprake
van een verhoogd recidiverisico, hetgeen kan blijken uit andere veroordelingen en recidive tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling terwijl hij onder reclasseringstoezicht stond. In de TR-rapportage wordt aangegeven dat klager een hoog
recidiverisico heeft met een gemiddeld risico op het onttrekken aan de voorwaarden. Klager gaf aan de reclassering weinig openheid van zaken over zijn achtergrond en leefstijl. Het OM heeft een recent advies gegeven waarin is aangegeven dat er bezwaar
bestaat tegen verlofverlening. In dat advies wordt verwezen naar een eerder advies van december 2011. Het nieuwe advies is niet gebaseerd op dat eerdere advies, er is voor een gedeelte naar verwezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, zulks naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie van 3 september 2012.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van eventueel algemeen verlof.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager is preventief gehecht ter zake van de verdenking van het misdrijf van poging tot doodslag. Tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, tot een gevangenisstraf van drie jaar, heeft klager beroep in cassatie ingesteld. De wettelijk
vroegst
mogelijke einddatum van zijn detentie valt (vooralsnog) op of omstreeks 9 april 2013.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

In haar uitspraak van 14 september 2012, met kenmerk 12/2543/GV, heeft de beroepscommissie het beroep van klager tegen de afwijzing van zijn eerste verlofaanvraag gegrond verklaard met de opdracht aan de selectiefunctionaris om een nieuwe beslissing te
nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie. De selectiefunctionaris heeft desgevraagd aangegeven nog geen nieuwe beslissing te hebben genomen. Bij beslissing van 16 oktober 2012 heeft de selectiefunctionaris dit alsnog gedaan en
aan
klager algemeen verlof verleend.

De Staatssecretaris heeft de thans aan de orde zijnde beslissing gegrond op een negatief advies van het OM en op de vrees voor slachtofferconfrontatie. Daarnaast is in aanmerking genomen dat er bij klager sprake is van een verhoogd recidiverisico en
dat
klager thans is gedetineerd naar aanleiding van een strafbaar feit gepleegd tijdens een eerder opgelegde proeftijd.

Met betrekking tot het verhoogde recidiverisico en het plegen van een delict tijdens een eerdere proeftijd geldt dat deze gronden door de beroepscommissie ook reeds zijn meegewogen in haar eerdere beslissing met kenmerk 12/2543/GV en deze waren toen
mede aanleiding voor de gegrondverklaring. Dat is, nu geen nieuwe feiten of omstandigheden hieromtrent bekend zijn geworden, ook nu nog het geval.

Ten aanzien van het negatieve advies van het OM geldt dat dit weliswaar van later datum is dan het advies waarover de beroepscommissie bij haar eerdere beslissing beschikte, maar dit negatief advies is inhoudelijk overeenkomstig aan dat eerdere advies
van 12 december 2011; ook daarin wordt (nog) steeds geen rekening gehouden met klagers voortschrijdende detentie. De vrees voor slachtofferconfrontatie is door de Staatssecretaris niet nader feitelijk onderbouwd. Daargelaten dat gebrek aan een
feitelijke onderbouwing, wat geldt is dat die vrees – bijvoorbeeld door het verbinden van voorwaarden aan het verlof – kan worden geminimaliseerd.

Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing niet is genomen op gronden die deze kunnen dragen. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden
vernietigd. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 oktober 2012

secretaris voorzitter

Naar boven