Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1763/GA, 9 oktober 2012, beroep
Uitspraakdatum:09-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1763/GA

betreft: [klager] datum: 9 oktober 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Tafelbergweg te Amsterdam,

gericht tegen een uitspraak van 22 mei 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Tafelbergweg, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 september 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn klagers raadsman, mr. W.K. Cheng en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde locatie alsmede [...],
vestigingsdirecteur van de p.i. Amsterdam, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een positieve uitslag van een urinecontrole;
b. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een positieve uitslag van een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft beide onderdelen van het beklag (formeel) gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Zij heeft daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 5,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting stelt zich op het standpunt dat het hoofd van de beveiliging, die deel uitmaakt van het managementteam van de inrichting en als plaatsvervangend directeur is aangewezen, bevoegd was om een disciplinaire straf op te leggen aan klager. De
betreffende functionaris heeft voldoende afstand tot het primaire proces en heeft dezelfde bevoegdheden als de andere directieleden. In eerdere beroepszaken is onvoldoende benadrukt dat de functionaris als volwaardig directielid functioneert.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In het kort geding waarnaar de directeur in zijn beroepschrift verwijst, heeft de voorzieningenrechter ten onrechte aangenomen dat de betreffende functionaris bevoegd zou zijn om disciplinaire straffen op te leggen. De beroepscommissie heeft in
meerdere
uitspraken duidelijk aangegeven dat een beperkte tijdelijke aanwijzing onvoldoende is om tot de bevoegdheid om straffen op te leggen te komen. Ook ten aanzien van deze functionaris heeft de beroepscommissie eerder dat oordeel geveld.

3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft het beklag van klager gegrond verklaard omdat de disciplinaire straffen die in deze beklagen aan de orde zijn, niet zijn opgelegd door een daartoe bevoegde directeur. Tegen die gegrondverklaringen komt de directeur in beroep.

In een eerdere uitspraak van de beroepscommissie van 21 november 2011 met kenmerk 11/1440/GA, waarin de bevoegdheid van het hoofd beveiliging van de p.i. Amsterdam ter zake van het opleggen van disciplinaire straffen aan de orde is geweest, heeft de
beroepscommissie (onder meer) het volgende overwogen:
“(...)
In eerdere uitspraken van onder meer 22 maart 2011, (10/2839/GA), 12 juli 2010, (10/0884/GA) en 15 juni 2010,(10/0175/GA) heeft de beroepscommissie geoordeeld dat een beperkte en tijdelijke aanwijzing van het hoofd beveiliging als toegevoegd
managementlid of plaatsvervanger van de directeur niet toereikend is om bevoegdheid te verkrijgen om disciplinaire straffen op te leggen. Ter zitting is een aanwijzing van de Minister van Justitie overgelegd van 7 juni 2010. Daaruit blijkt dat het
hoofd
beveiliging van de p.i. Amsterdam is aangewezen ‘als plaatsvervanger van de directeur als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Pbw’. Tevens is vermeld dat het hoofd beveiliging een cursus detentierecht (voor directieleden) dient te volgen en dat de
opgemaakte beslissingen tot het opleggen van disciplinaire straffen worden besproken met zijn directeur. De beroepscommissie is van oordeel dat een beperkte aanwijzing van het hoofd beveiliging als plaatsvervangend directeur met uitsluitend de
bedoeling
het opleggen van disciplinaire straffen mogelijk te maken niet strookt met de bedoeling van de wet.
(...).”
Feiten of omstandigheden die thans tot een ander oordeel zouden moet leiden, zijn niet aannemelijk geworden. De omstandigheid dat het hoofd beveiliging deel uitmaakt van het managementteam van de p.i. Amsterdam noch de uitspraak van de rechter in kort
geding over de door hem veronderstelde bevoegdheid van die functionaris maken dit oordeel anders.
Hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan daarom niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard, met bevestiging – voor zover in beroep aan de orde – van de uitspraak van de
beklagcommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. dr. H.K. Fernandes Mendes en mr. U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 oktober 2012

secretaris voorzitter

Naar boven