Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0884/GA, 12 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/884/GA

betreft: [klager] datum: 12 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 11 maart 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Nieuwersluis,

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam-Overamstel, is gehoord klaagster.

De directeur van de locatie Nieuwersluis heeft laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep van belang
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv ingaande op 6 januari 2010;
b. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv ingaande op 8 januari 2010;
c. een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel ingaande op 15 januari 2010;
d. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv ingaande op 25 januari 2010;
e. visitatie op 15 januari 2010 in het bijzijn van twee mannelijke personeelsleden;
f. tweemaal niet de gelegenheid krijgen om te luchten;
g. het weggooien van klaagsters boodschappen op 15 januari 2010;
h. het moeten doorbetalen van tv-huur tijdens de disciplinaire straffen en
i. de weigering om klaagster fruit te verstrekken.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Klaagster heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Zij is op 26 februari 2010 in vrijheid gesteld en weet niet op welke datum ze de uitspraak van de beklagcommissie heeft ontvangen. Ze heeft wel haar adresgegevens doorgegeven aan de beklagcommissie.
Met betrekking tot onderdeel a:
De reactie van de directeur klopt niet. Klaagster is niet bazig. Tijdens het luchten kan er ook gebeld worden. Er staat een telefooncel op de luchtplaats. Een medegedetineerde en klaagster waren de eersten die op de luchtplaats aankwamen. De
medegedetineerde ging met haar vriend en kinderen bellen. Klaagster wilde niet vlakbij dat gesprek staan. Ze had met de medegedetineerde afgesproken dat zij na haar zou bellen. Klaagster is een rondje gaan lopen op de luchtplaats. Andere gedetineerden
zeiden dat ze ook wilden bellen. Klaagster heeft hen gezegd dat zij later aankwamen en dat ze met de medegedetineerde had afgesproken dat zij na haar zou bellen. De bewaarders zeiden toen tegen klaagster dat zij achteraan moest aansluiten. Klaagster
heeft een verklaring van de medegedetineerde overgelegd die gelijk is aan klaagsters verklaring.
Met betrekking tot b:
Klaagster heeft niet gescholden. Ze begrijpt niet waar ze die woorden vandaan halen. Ze is boos geworden, omdat ze gestraft werd voor iets dat ze niet gezegd heeft. Ze vond het absurd dat ze zo behandeld werd.
Met betrekking tot c:
Klaagster heeft gespuugd, maar dit is anders gegaan dan door de directeur is beschreven. [...], hoofd beveiliging, kwam zo dicht bij haar. Hij heeft haar aangeraakt. Dat was niet terecht. Ze heeft straf op straf gekregen. Ze is heel slecht behandeld.
Met betrekking tot e:
Klaagster is gevisiteerd in het bijzijn van twee mannelijke personeelsleden. Ze moest zich in hun bijzijn uitkleden. Ze vond dit onrespectvol en denigrerend. Er waren twee vrouwelijke en twee mannelijke personeelsleden bij de visitatie aanwezig.
Met betrekking tot f:
Klaagster heeft tweemaal niet kunnen luchten.
Met betrekking tot g:
Haar boodschappen zijn weggegooid toen zij op 15 januari 2010 in de strafcel is geplaatst.
Met betrekking tot h:
Terwijl ze niet de beschikking had over haar tv moest ze toch wekelijks voor de kabelaansluiting betalen.
Met betrekking tot i:
Klaagster is geen fruit aangeboden.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat niet vast is komen staan op welke datum de beslissing van 11 maart 2010 aan klaagster is uitgereikt. Om die reden kan niet worden vastgesteld of klaagster het beroep tijdig heeft ingediend. De beroepscommissie zal
klaagster het voordeel van de twijfel geven en haar ontvangen in het beroep.

Ten aanzien van de onderdelen a, b en c overweegt de beroepscommissie dat de directeur een aanwijzing van de minister van Justitie heeft overgelegd, waarin de Minister het hoofd beveiliging een tijdelijke en beperkte bevoegdheid toekent met betrekking
tot de oplegging van disciplinaire straffen en ordemaatregelen. Op grond van de Pbw oordeelt de beroepscommissie dat deze aanwijzing onvoldoende is om bepaalde bevoegdheden over te dragen. Zo bepaalt artikel 5, vierde lid, van de Pbw - voor zover voor
de beoordeling van het beroep van belang - ‘dat aan de directeur is voorbehouden de beslissing omtrent: (...) h. de oplegging van een disciplinaire straf, bedoeld in artikel 51, en de toepassing van de artikelen 52, eerste en tweede lid, en 53, derde en
vierde lid.’
In dit geval heeft het hoofd beveiliging, dat tijdelijk is aangewezen als plaatsvervanger van de directeur als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Pbw, disciplinaire straffen opgelegd. De beroepscommissie is van oordeel dat een beperkte aanwijzing
van het hoofd beveiliging als plaatsvervangend directeur met uitsluitend de bedoeling het opleggen van disciplinaire straffen mogelijk te maken niet strookt met de bedoeling van de wet, meer in het bijzonder de artikelen 3 en 5 van de Pbw en de Memorie
van toelichting op de Pbw.
Nu de beslissingen tot oplegging van de disciplinaire straffen onbevoegd zijn genomen, worden de opgelegde disciplinaire straffen nietig verklaard. De beroepscommissie zal het beroep op deze punten gegrond verklaren en de beslissing van de
beklagcommissie vernietigen en het beklag in zoverre formeel gegrond verklaren en aan klaagster ter zake een tegemoetkoming van € 50,= toekennen.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie ten aanzien van de onderdelen a, b en c dat klaagsters gedrag, zoals dat beschreven wordt in de onderliggende stukken en waarvan zij heeft erkend dat zij boos is geworden en dat zij heeft gespuugd, in strijd
was
met de orde en/of de veiligheid in de inrichting en dat de beslissingen tot oplegging van de betreffende disciplinaire straffen niet als onredelijk of onbillijk kunnen worden aangemerkt. Het beroep is op deze punten derhalve materieel gegrond.

Ten aanzien van onderdeel d overweegt de beroepscommissie dat ook bij deze beslissing er sprake is van een onbevoegd genomen beslissing van het hoofd beveiliging.
Daarbij komt dat uit artikel 51, zesde lid, Pbw volgt dat indien een straf is opgelegd deze onverwijld ten uitvoer wordt gelegd. Op 15 januari 2010 heeft de directeur beslist om klaagster, die op dat moment al een disciplinaire straf onderging, een
nieuwe disciplinaire straf op te leggen van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv. De directeur heeft bepaald dat de nieuwe disciplinaire straf zou aansluiten op de straf die klaagster al onderging en zou worden
tenuitvoergelegd met ingang van 25 januari 2010.
Uit de Memorie van toelichting, hoofdstuk IX, op artikel 51 volgt dat met de tenuitvoerlegging van de straf niet mag worden getalmd en dat uitstel wel mogelijk is indien dit in het belang van de gedetineerde is. In dit geval is hiervan geen sprake.
Derhalve is de beroepscommissie van oordeel dat de onderhavige beslissing in strijd is met artikel 51, zesde lid, Pbw en zal zij op dit punt het beroep formeel en materieel gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen, het beklag
gegrond verklaren en aan klaagster een tegemoetkoming van € 37,50 toekennen.

Ten aanzien van onderdeel e overweegt de beroepscommissie dat uit artikel 29, derde lid, Pbw volgt dat het onderzoek aan het lichaam van de gedetineerde op een besloten plaats, en voor zover mogelijk, door personen van hetzelfde geslacht als de
gedetineerde wordt verricht.
Door klaagster is gesteld en dit is door de directeur niet betwist dat zij zich heeft moeten uitkleden en is gevisiteerd in het bijzijn van twee mannelijke personeelsleden, terwijl tevens twee vrouwelijke personeelsleden aanwezig waren.
Klaagster heeft het uitkleden en de visitatie in het bijzijn van twee mannen als zeer vernederend ervaren.
Uit de schriftelijke reactie van de directeur op het beklag en de verklaring van de directeur ter zitting van de beklagcommissie blijkt naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende waarom niet aan de inspanningsverplichting van artikel 29,
derde
lid, Pbw is voldaan.

Derhalve zal zij het beroep op dit punt gegrond verklaren, de beslissing van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij kent aan klaagster een tegemoetkoming van € 75,= toe.

Ten aanzien van onderdeel f overweegt de beroepscommissie dat uit de overwegingen van de beklagcommissie blijkt dat zij dit onderdeel van het beklag ongegrond heeft geoordeeld, hoewel dit niet terugkomt in het dictum van de uitspraak.
De beroepscommissie is van oordeel dat niet is gebleken dat klaagster tweemaal niet de mogelijkheid tot luchten is geboden en zal het beklag alsnog ongegrond verklaren.

Hetgeen in beroep ten aanzien van de onderdelen g, h en i is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a, b en c formeel gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog formeel gegrond. Zij verklaart het beroep ten aanzien van de
onderdelen a, b en c materieel ongegrond en het beklag materieel ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep vermeld onder d en e gegrond, vernietigt op deze punten de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag gegrond.
De beroepscommissie verklaart het beklag vermeld onder f ongegrond en het beroep ten aanzien van de onderdelen g, h en i ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 162,50 totaal.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven