Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1391/TA, 27 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:27-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1391/TA

betreft: [klager] datum: 27 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 april 2012 verzonden uitspraak van 17 februari 2012 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 augustus 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.J. van der Velden.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft schriftelijk op het beroep gereageerd.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de inbeslagneming van posters.

De beklagcommissie heeft het beklag vanwege een vormverzuim gegrond verklaard en inhoudelijk ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij verzoekt om aanhouding van de behandeling van het beroep nu de vertegenwoordiger van de inrichting niet ter zitting aanwezig is.
Direct na zijn aankomst in de inrichting heeft klager posters van K-1 vechter Badr Hari in zijn kamer opgehangen, ook op zijn deur. Hij heeft deze posters in overleg met de inrichting van internet gedownload en uitgeprint. Op de posters staat Badr Hari
in vechtsituaties afgebeeld; bij één poster gaat het om een persfoto, waarop Badr Hari in pak staat afgebeeld. Geen van de posters is aanstootgevend. Gedurende zes maanden heeft niemand iets van zijn posters gezegd, terwijl zijn kamer er mee vol hing.
Toen hij op een gegeven moment uit het ziekenhuis kwam, zijn van zijn deur alle posters - tien à elf stuks - weggehaald en in beslag genomen, omdat ze aanstootgevend zouden zijn en zichtbaar voor anderen. Dat had de inrichting dan destijds meteen
moeten
doen en niet pas na zes maanden. Bovendien zijn ook de overige posters in zijn kamer zichtbaar als zijn deur openstaat, bijvoorbeeld als hij zijn kamer schoonmaakt, maar heeft men daar geen probleem mee. De inrichting wil kennelijk agressie bij hem
uitlokken door hem te pakken voor het feit dat hij weigert met de inrichting mee te werken.
Op de dag dat hij de uitspraak van de beklagcommissie kreeg, heeft hij de posters teruggekregen. Er zat koffie op de posters, die bovendien waren verkreukeld. Daarover klaagt hij echter niet, omdat hij daarvoor een vergoeding heeft gekregen.
Hij is het niet eens met de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming van € 10,=. Hij wil ook graag emotionele vergoeding. Zijn posters zijn onrechtmatig weggehaald en hij heeft ze lange tijd moeten missen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft zijn, tijdelijk in beslag genomen, poster inmiddels teruggekregen, toen hij kon toezeggen deze niet op een voor medepatiënten zichtbare plek op te hangen. De poster hangt nu achter in klagers kamer.
De beklagcommissie heeft ten onrechte vier klaagschriften over hetzelfde onderwerp in behandeling genomen en verzuimd in het dictum van de uitspraak op te nemen dat het beklag alleen vanwege een vormverzuim gegrond is verklaard.

3. De beoordeling
De beroepscommissie wijst het verzoek om aanhouding af nu zij zich op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen en niet gegarandeerd kan worden dat op een volgende zitting wel een
vertegenwoordiger van de inrichting aanwezig zal zijn.

Aan de orde is klagers beroep dat is gericht tegen de inhoudelijke ongegrondverklaring van zijn beklag en de hoogte van de door de beklagcommissie voor het vormverzuim toegekende tegemoetkoming.
De inrichting heeft geen beroep ingesteld, zodat voorbij kan worden gegaan aan hetgeen de beklagcommissie volgens de inrichting niet juist heeft gedaan. Overigens kunnen in het algemeen klaagschriften over eenzelfde onderwerp gevoegd worden behandeld,
zolang daarop nog geen uitspraak is gedaan.

Het hoofd van de inrichting is bevoegd om bij huisregels verboden voorwerpen, waaronder aanstootgevende afbeeldingen, in beslag te nemen. Vast staat dat één of meer posters van de binnenkant van klagers kamerdeur is/zijn gehaald en inbeslaggenomen,
omdat deze volgens de inrichting aanstootgevend is/zijn. Niet weersproken is dat klager het bedoelde materiaal al langere tijd op zijn kamerdeur had hangen noch dat vergelijkbare afbeeldingen in de kamer van klager ongemoeid zijn gelaten. Het
betreffende materiaal, dat later weer aan klager is teruggegeven, is noch bij de beklagcommissie noch bij de beroepscommissie overgelegd. Daardoor kan de beroepscommissie niet toetsen of sprake is van aanstootgevend materiaal en of de inbeslagneming in
redelijkheid heeft kunnen plaatsvinden.
Het beklag zal daarom in beroep ook inhoudelijk gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht geen termen aanwezig aan klager vanwege de inhoudelijke gegrondverklaring van het beklag een tegemoetkoming toe te kennen. Zij ziet in de inhoudelijke gegrondverklaring voldoende tegemoetkoming, te meer nu klager zijn poster(s)
weer heeft teruggekregen.

De beroepscommissie kan zich verenigen met de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming van € 10,= voor de omstandigheid dat klager geen bewijs van inbeslagneming van zijn poster(s) heeft ontvangen. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep - voor zover gericht tegen de inhoudelijke ongegrondverklaring van zijn beklag - gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ook inhoudelijk gegrond. Zij
wijst het verzoek om toekenning van een tegemoetkoming af.

De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de hoogte van de door de beklagcommissie vanwege vormverzuim toegekende tegemoetkoming, ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr.drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 27 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven