Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0560/TB, 14 juni 2012, beroep
Uitspraakdatum:14-06-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/560/TB

betreft: [klager] datum: 14 juni 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.S.K. Jap-A-Joe, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 8 februari 2012 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 mei 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.S.K. Jap-A-Joe, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 8 oktober 2002 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is bij besluit van 11 september 2003 geplaatst in FPC Hoeve Boschoord te Boschoord. Bij besluit van 15 maart
2004
is klager overgeplaatst naar het FPC Veldzicht te Balkbrug en bij besluit van 22 november 2005 is hij geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Nijmegen.

Op 21 oktober 2011 en 18 november 2011 zijn pro justitia rapportages uitgebracht die inhouden dat de huidige longstaysetting met veel structuur en begeleiding gepast is.
Het hoofd van de Pompestichting heeft op 26 september 2011 aangegeven geen mogelijkheden voor behandeling te zien en geadviseerd om klagers verblijf in de longstayvoorziening te continueren.
Vervolgens is klager op 26 januari 2012 door de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) gezien en is op 26 januari 2012 door de LAP geconcludeerd dat het recidiverisico onverminderd hoog is en dat heropname van een op verandering gerichte
behandeling
niet zinvol is.
De Staatssecretaris heeft op 8 februari 2012 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In het kader van de periodieke toetsing van de LAP-commissie zijn de adviezen van de deskundigen inhoudelijk becommentarieerd. Ook bij het horen heeft klager de inhoudelijke bezwaren herhaald. Bij de verlengingsbeslissing van de Staatssecretaris is
hier
niet inhoudelijk op ingegaan. Dit is voor klager frustrerend en dat maakt de beslissing onduidelijk. De situatie van klager wordt veel te somber ingeschat door de deskundigen. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat, maar klager krijgt geen kans om
zich
te bewijzen. Klager heeft jarenlang geen verlof gekregen. Pas heel recent is aan klager humanitair verlof verleend zodat hij zijn zus kon bezoeken. Klager wil de mogelijkheid om te bewijzen dat er geen sprake is van een hoog recidiverisico. Klager wil
zijn best doen en behandeld worden. Het liefst wil hij terug naar het FPC Veldzicht. Klager komt nu geen stap verder. In de Pompestichting wordt gelogen en gestolen. De behandelcoördinator wil niet meewerken aan een overplaatsing van klager.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het advies van de LAP van 26 januari 2012 is onderdeel van de bestreden beslissing en daarnaar wordt voor de motivering ook verwezen. Op dit moment wordt er geen behandelmogelijkheid gezien. Verwezen wordt naar pagina 16 van de Pro Justitia rapportage
opgemaakt door S., psychiater. Hierin staat dat er geen alternatieven zijn voor de longstay. De psycholoog O. rapporteert zelfs dat een alternatief destabiliserend kan werken. Bovendien zijn er andere manieren om het recidiverisico in te schatten.
Hiervoor wordt niet alleen naar eventueel verlof gekeken maar ook naar het gedrag van klager in de inrichting.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 22 november 2005 in de longstayvoorziening van De Pompestichting.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit de pro justitia rapportage van 21 oktober 2011 van de psychiater komt naar voren dat klager geen probleembesef heeft. Met veel inspanning, structuur en medicatie is een zeker evenwicht bereikt. Door de multiple psychiatrische problematiek van
klager
zal elke vorm van resocialisatie onverantwoorde risico’s met zich mee brengen. Er worden geen alternatieven voor de huidige behandeling en behandelsetting gezien. De delictgevaarlijkheid is hoog. Het huidige functioneren is het hoogst haalbare voor
klager. De longstay is derhalve nog steeds geïndiceerd.
Uit de pro justitia rapportage van de psycholoog van 18 november 2011 komt naar voren dat klager dankzij de structuur en de huidige begeleiding enigszins stabiel is. Er is sprake van een setting met een optimaal evenwicht tussen zorg en beveiliging en
waar geen irreële eisen aan klager worden gesteld. Veranderingen in de mate van zorg of structuur, laat staan als het gaat om therapeutische interventies in engere zin, zullen naar verwachting een destabiliserend effect hebben, met een verhoogd risico
op intensivering van de paranoïde belevingen en agressieve reacties. Er is geen enkele reden om de longstaystatus op te heffen. Geadviseerd wordt om deze status voort te zetten.

Uit het verlengingsadvies van 26 september 2011 van het hoofd van De Pompestichting volgt dat er momenteel geen behandelmogelijkheden voor klager zijn. Het gedrag van klager is redelijk tot goed te hanteren doordat klager meer vertrouwen heeft
ontwikkeld in het behandelteam, geleerd heeft om spanningen en toename van psychotische symptomen bespreekbaar te maken, zijn medicatie inneemt en er sprake is van een constante één-op-één begeleiding en een strakke structuur. Bij toename van
psychotische symptomen, gebruik van alcohol/drugs, onvoldoende begeleiding en structuur wordt verwacht dat de kans op hernieuwd delictgedrag snel zal toenemen. Een verblijf binnen de longstayvoorziening is passend en een vervolgtraject is momenteel
niet
aan de orde.

De LAP heeft in haar advies van 26 januari 2012 geadviseerd om klagers longstaystatus voort te zetten. Hervatting van een op verandering gerichte behandeling wordt niet zinvol geacht.

Gelet op bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Vooralsnog zijn er geen redenen gebleken klager
(tijdelijk) over te plaatsen naar een behandelinrichting voor observatie of een andere inrichting c.q. het opstarten van een behandelpoging. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en
mr.drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 14 juni 2012

secretaris voorzitter

Naar boven