Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3474/GA, 15 maart 2012, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3474/GA

betreft: [klager] datum: 15 maart 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie De Schie,

gericht tegen een uitspraak van 24 oktober 2011 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 februari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.J.J. Visser, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de
locatie De Schie te Rotterdam.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel, wegens een vechtpartij met een gedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager lag met een medegedetineerde op de grond, waarbij zij elkaar in een greep hadden. De situatie was dusdanig bedreigend, dat het dienstdoende
personeelslid alarm heeft geslagen voor het inroepen van assistentie. Het slaan van alarm is een signaal dat duidelijk maakt dat de orde en veiligheid ernstig in gevaar is gebracht. De beklagcommissie is hieraan voorbijgegaan. De assistentie heeft de
gedetineerden uit elkaar gehaald. Beide gedetineerden zijn afzonderlijk gehoord. Hieruit was niet af te leiden dat klager geen aandeel zou hebben in de vechtpartij. Beide gedetineerden gaven elkaar de schuld. Het personeel heeft niet kunnen waarnemen
wie verantwoordelijk gehouden kan worden voor de vechtpartij. Beide gedetineerden kunnen verantwoordelijk worden gehouden voor de vechtpartij en beiden hebben dezelfde sanctie ontvangen.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is buiten zijn schuld op de grond van zijn cel terechtgekomen, omdat de medegedetineerde hem heeft geslagen en zich op klager stortte.
Klager ontkent zijn celgenoot te hebben geslagen. Klager had geen actieve rol in de vechtpartij.

3. De beoordeling
Ook ter zitting van de beroepscommissie is onduidelijk gebleven wie de vechtpartij is begonnen. Klager kan derhalve geen verwijt worden gemaakt, zoals bedoeld in artikel 51, vijfde lid, van de Pbw. Nu tevens het toegepaste geweld van beperkte omvang
is,
kan naar het oordeel van de beroepscommissie hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie merkt hierbij nog op dat in het algemeen te billijken is dat de directeur maatregelen
neemt indien de orde of veiligheid in het geding is. Echter, indien niet direct kan worden vastgesteld wat er is gebeurd en wie daarvan een verwijt kan worden gemaakt, ligt een ordemaatregel van afzondering in de rede in plaats van een disciplinaire
straf. Het beroep van de directeur zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, prof. dr. mr. L.M. Moerings en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 15 maart 2012

secretaris voorzitter

Naar boven