Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4146/GA, 3 april 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4146/GA

betreft: [klager] datum: 3 april 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 november 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuid te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2012, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.C. Gijselaar, en namens de directeur van de locatie Zuid te Arnhem, [...], juridisch
medewerker.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat is geweigerd om op 5 oktober 2011 een schorsingsverzoek naar de voorzitter van de beroepscommissie te faxen.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Er is wel sprake van een ingevolge artikel 60, eerste lid, van de Pbw door of
namens de directeur genomen beslissing. Bovendien is voldoende duidelijk waarover wordt geklaagd. Klager heeft op 5 oktober 2011 een verzoekschrift tot schorsing van de beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf aan het personeel van de
inrichting overhandigd en verzocht om dit verzoek per fax te versturen. Dit is niet gebeurd. Klager heeft contact opgenomen met de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). Hieruit is gebleken dat zijn schorsingsverzoek pas op 12
oktober 2011 per gewone post is ontvangen. Door medewerking aan het verzenden van het schorsingsverzoek te onthouden, wordt een goede afhandeling van het schorsingsverzoek gehinderd.

Namens de directeur is het in beroep tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat onvoldoende duidelijk is waarover wordt geklaagd. Indien
een gedetineerde een schorsingsverzoek wil indienen, is het gebruikelijk dat het verzoek aan een personeelslid wordt gegeven. Het verzoek wordt dan zo snel mogelijk gefaxt.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw is beklag mogelijk tegen een de gedetineerde betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Het door het personeel adequaat reageren op het verzoek van een gedetineerde om een
schorsingsverzoek te faxen, valt onder de zorgplicht van de directeur. Ingevolge artikel 61, derde lid, van de Pbw vermeldt het klaagschrift zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag. Hoewel het
klaagschrift mager is, is de beroepscommissie van oordeel dat klager kan worden ontvangen in zijn beklag. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat de directeur in de gelegenheid is gesteld om een reactie op het klaagschrift te geven, maar aan klager
niet de gelegenheid is geboden om zijn klaagschrift (nader) toe te lichten. Gelet op het voorgaande zal het beroep gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd en zal klager alsnog worden ontvangen in zijn beklag.

Onweersproken is dat klager op 5 oktober 2011 aan het personeel van de locatie Zuid een schorsingsverzoek heeft overhandigd en dat hij heeft verzocht om dit verzoek naar de RSJ te faxen. Het schorsingsverzoek is pas op 12 oktober 2011 per post door de
RSJ ontvangen. De beroepscommissie stelt voorop dat het, juist bij beslissingen die een kortdurende tenuitvoerlegging kennen, van belang is dat de voorzitter van de beroepscommissie zo spoedig mogelijk kennis kan nemen van een schorsingsverzoek.
Daarbij
verdient het dan de voorkeur dergelijke verzoeken per fax aan de voorzitter te (laten) verzenden. De beroepscommissie gaat er dan ook vanuit dat de directeur, bij het verzoek van een gedetineerde om een schorsingsverzoek te faxen, hier zijn medewerking
aan verleent en aldus een correcte rechtsgang bevordert. Nu naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende is komen vast te staan dat het schorsingsverzoek van klager niet zo spoedig mogelijk is gefaxt, zal het beklag alsnog gegrond worden
verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming nu op 13 oktober 2011 uitspraak is gedaan op het schorsingsverzoek.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Schagen MA en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 3 april 2012

secretaris voorzitter

Naar boven