Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0146/GA, 1 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/146/GA

betreft: [klager] datum: 1 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 december 2013 van de beklagcommissie bij de locatie De Kruisberg Doetinchem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 april 2014, gehouden in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.M.W. Daamen, gehoord.
De directeur van de locatie De Kruisberg heeft schriftelijk aangegeven verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een handgemeen met een medegedetineerde (KB 2013-101);
b. het niet (snel genoeg) verzenden van klagers schorsingsverzoek (KB 2013-194) en
c. de weigering van het verzoek van klager met zijn advocaat te bellen (KB 2013-195).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.
Ten aanzien van a. licht klager toe dat de disciplinaire straf ten onrechte is opgelegd, omdat sprake was van zelfverdediging. Medegedetineerde Y. sloeg klager hard op zijn hoofd. Klager heeft Y. vastgepakt en op de grond gelegd om hem in bedwang te
houden. Hij wilde voorkomen dat Y. meer geweld tegen hem zou kunnen gebruiken. Er zijn zes getuigen die dit kunnen bevestigen, maar die zijn niet gehoord. Het schriftelijke verslag is niet aangezegd. Ook is het verslag door een andere rapporteur
opgemaakt dan diegene die het voorval heeft waargenomen. Tevens heeft het bewaardersarrest langer dan de toegestane 15 uur, namelijk 23 uur, geduurd. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming van € 7,50 per dag die hij ten onrechte in de
strafcel heeft gezeten.
Ten aanzien van b. licht klager toe dat hij op 28 oktober 2013 om 15:30 uur de schriftelijke mededeling van de opgelegde disciplinaire straf kreeg uitgereikt. Vanaf dat moment heeft hij het personeel meermaals verzocht een schorsingsverzoek te faxen.
Dit is pas op 30 oktober om 15:58 uur gebeurd. Op 31 oktober 2013 heeft de voorzitter het schorsingsverzoek toegewezen, waarna op 1 november 2013 de tenuitvoerlegging werd geschorst. De beklagcommissie heeft ten onrechte overwogen dat klager ook zijn
advocaat had kunnen vragen het schorsingsverzoek te faxen nu klager zijn advocaat reeds tien minuten aan de lijn had gehad voordat hij wist hoe hoog de straf uitviel en hij daarna niet meer mocht bellen. Verwezen wordt naar de uitspraak van de
beroepscommissie van 3 april 2012, nr. 11/4146/GA. Klager heeft als gevolg van de trage verzending van zijn schorsingsverzoek twee dagen te lang op “rood” gezeten en verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming van in totaal € 15,=.
Ten aanzien van c. licht klager toe dat hij een straf van zeven dagen strafcel uitzat. Hij mocht tien minuten bellen. Deze tien minuten had hij de eerste dag ’s morgens reeds verbruikt om naar huis te bellen om te zeggen dat het bezoek niet kon
doorgaan. ’s Middags werd de schriftelijke mededeling uitgereikt. Klager heeft toen verzocht met zijn raadsman te mogen bellen. Bovendien zouden er de volgende dag twee NIFP-rapporteurs langskomen voor het uitbrengen van een pro jusititia-rapportage.
Klager wilde weten of hij hieraan mee moest werken. Hij heeft gedurende vijf dagen bij herhaling verzocht of hij mocht bellen. Verwezen wordt naar de uitspraak van de beroepscommissie van 22 november 2007, nr. 07/1151/GA. Klager verzoekt een
tegemoetkoming van acht keer € 10,=, voor het acht keer niet kunnen/mogen bellen met zijn raadsman.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van a. overweegt de beroepscommissie als volgt. In het schriftelijke verslag is vermeld dat het verslag niet aan klager is medegedeeld, hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 50, eerste lid, van de Pbw wel is vereist. Voorts is in het
schriftelijke verslag vermeld dat klager op 19 augustus 2013 om 15:40 uur is ingesloten en uit de schriftelijke mededeling blijkt dat de disciplinaire straf is opgelegd op 20 augustus 2013 om 15:00 uur. Nu een ambtenaar of medewerker op grond artikel
24, vierde lid, van de Pbw een gedetineerde voor ten hoogste 15 uur in afzondering kan plaatsen, heeft het zogenaamde “bewaardersarrest” te lang geduurd. Nu sprake is van gebreken in de strafoplegging, dient het beroep gegrond te worden verklaard, de
uitspraak van de beklagcommissie te worden vernietigd en het beklag alsnog gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie zal een tegemoetkoming aan klager toekennen. Zij stelt de hoogte daarvan vast op € 10,=. Hierbij is in aanmerking genomen dat
zij
onvoldoende aannemelijk acht geworden dat klager handelde uit zelfverdediging en niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het handgemeen met de medegedetineerde, zodat de directeur in redelijkheid kon beslissen tot oplegging van de disciplinaire
straf.

Ten aanzien van b. overweegt de beroepscommissie dat onweersproken is dat klager op 28 oktober 2013 aan het personeel een schorsingsverzoek heeft overhandigd en dat hij heeft verzocht dit verzoek naar de RSJ te faxen. Het schorsingsverzoek is pas op 30
oktober 2013 aan de RSJ gefaxt. De beroepscommissie stelt voorop dat het, juist bij beslissingen die een kortdurende tenuitvoerlegging kennen, van belang is dat de schorsingsvoorzitter zo spoedig mogelijk kennis kan nemen van een schorsingsverzoek.
Daarbij verdient het dan de voorkeur dergelijke verzoeken aan de voorzitter te (laten) faxen. De beroepscommissie gaat er dan ook vanuit dat de directeur, bij het verzoek van de gedetineerde een schorsingsverzoek te faxen, hier zijn medewerking aan
verleent en aldus een correcte rechtsgang bevordert. Nu naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende is komen vast te staan dat het schorsingsverzoek van klager niet zo spoedig mogelijk is gefaxt, zal het beroep gegrond worden verklaard, de
uitspraak van de beklagcommissie in zoverre worden vernietigd en het beklag alsnog gegrond worden verklaard. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 15,=.

Ten aanzien van c. overweegt de beroepscommissie als volgt. Op grond van artikel 39, vierde lid, van de Pbw dient de gedetineerde in staat te worden gesteld met zijn raadsman te bellen indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. Klager heeft
onweersproken aangevoerd dat hij met zijn raadsman wilde bellen omdat er op 29 oktober 2013 twee NIFP-rapporteurs langs zouden komen voor het opmaken van een pro justitia-rapportage en klager met zijn raadsman wilde bespreken of hij hier aan zou
meewerken. De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op de aan klager opgelegde disciplinaire straf en de omstandigheid dat de volgende dag twee rapporteurs van het NIFP zouden langskomen, de noodzaak tot contact met de raadsman was gegeven. Nu
niet
gebleken is dat geen gelegenheid kon worden gecreëerd klager te laten bellen met zijn raadsman zal de beroepscommissie het beroep ten aanzien van c. gegrond verklaren. Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en zij verklaart het
beklag alsnog gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming toe en stelt de hoogte daarvan vast op € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a. b. en c. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 35,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 1 mei 2014

secretaris voorzitter

Naar boven