Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2633/TA, 20 februari 2012, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2633/TA

betreft: [klager] datum: 20 februari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. P.J.G. van der Donck, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 juni 2011 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 januari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.

Klagers raadsman mr. P.J.G. van der Donck heeft schriftelijk meegedeeld dat de raadsman en klager niet ter zitting zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep van belang
Het beklag houdt in dat de urinecontrole, die plaatsvond op 29 september 2010, in strijd is met klagers behandelplan.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk in het beklag verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In zijn behandelplan is opgenomen dat klager twee urinecontroles per jaar dient te ondergaan op indicatie. In het protocol Urineonderzoek staat vermeld onder punt 4 dat verpleegden van wie bekend is dat zij met regelmaat niet toegestane middelen hebben
gebruikt of (nog) gebruiken kunnen worden gecontroleerd. Van klager is geen middelengebruik bekend en hij zit nu meer dan tien jaar vast. Er is geen reden om hem te onderwerpen aan een urineonderzoek. Waarom bij klager een urineonderzoek moet
plaatsvinden, is hem een raadsel en bovendien wordt hij verplicht zich geheel uit te kleden, hetgeen niet conform het protocol is. Klager vindt handelingen als zijn balzak optillen buitengewoon belastend en de onderzoeken worden ook wel onder
verantwoordelijkheid van vrouwelijke toezichthouders gedaan, hetgeen klager uiterst onprettig vindt. Wanneer klager wordt gecontroleerd, krijgt hij als uitleg dat het om een algemeen onderzoek gaat. Dit is echter geen grond voor een dergelijk
onderzoek.
Het behandelplan uit 2010 geeft op geen enkele manier inzicht in waarom middelengebruik, met name alcohol, een risicofactor zou vormen. Voorts wordt vermeld dat de urinecontroles op indicatie zijn. Dit betekent dat er een duidelijke aanwijzing moet
zijn
om een controle uit te voeren. Er zijn echter geen aanwijzingen om te controleren.
Klager heeft verzocht om toepassing van de Marker-methode, omdat deze minder ingrijpend is. Het behandelplan verzet zich daar niet tegen en de Marker-methode wordt gebruikt in de inrichting. Niet valt in te zien waarom valt te rechtvaardigen dat klager
zich zou moeten uitkleden.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De Marker-methode is aanmerkelijk duurder dan het regulier urineonderzoek, en wordt daarom binnen de inrichting alleen toegepast ingeval van bijzondere omstandigheden, bijv. wanneer iemand geen urine kan produceren als gevolg van traumatische
ervaringen. In dit geval zijn geen bijzondere omstandigheden bekend

Aan de juridisch medewerker is gevraagd of zij schriftelijk kenbaar wil maken of de betreffende urinecontrole een steekproef betrof, of dat er sprake was van een urinecontrole op indicatie.

Op 2 februari 2012 heeft de juridisch medewerker schriftelijk meegedeeld dat de urinecontrole van 29 september 2010 een urinecontrole op indicatie voor de gehele afdeling betrof. Een afschrift van deze brief is toegestuurd aan klager en aan zijn
raadsman.

3. De beoordeling
Uit de Memorie van toelichting bij artikel 23 van de Bvt, thans artikel 24 van de Bvt, volgt dat tegen een opgelegde verplichting om urine af te staan voor de verpleegde beklag openstaat, hetgeen in de vaste rechtspraak van de beroepscommissie wordt
bevestigd, onder meer in de uitspraak nummer 10/3807/TA d.d. 10 mei 2011.
De beroepscommissie zal derhalve de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvangen in het beklag.

Door klager is gesteld dat de betreffende urinecontrole in strijd met zijn behandelplan is afgenomen. In klagers behandelplan staat vermeld dat een urinecontrole op indicatie op reguliere wijze wordt afgenomen. Uit de nadere schriftelijke inlichtingen
namens het hoofd van de inrichting volgt dat de onderhavige urinecontrole op indicatie en niet steekproefsgewijs is afgenomen. Derhalve is urinecontrole niet in strijd met klagers behandelplan. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing om
klager een reguliere urinecontrole af te nemen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt en zal het beklag alsnog ongegrond verklaren.
Ten overvloede geeft de beroepscommissie de inrichting in overweging om in klagers behandelplan duidelijker dan nu het geval is te omschrijven op welke wijze de urinecontrole bij klager dient te worden afgenomen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, ontvangt klager alsnog in het beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. dr. E.J. Hofstee en drs. W.A.Th. Bos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 februari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven