Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3807/TA, 10 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:10-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3807/TA

betreft: [klager] datum: 10 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 december 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a) het niet beantwoorden van schriftelijke vragen over de urinecontrole (uc) van 25 augustus 2010 en uc’s in het algemeen, en
b) (de wijze van uitvoeren van) de uc op 25 augustus 2010.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel a van zijn beklag en heeft het beklag op onderdeel b ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Zijn schriftelijke vragen over de uc’s had men met het oog op vertrouwen en geloofwaardigheid moeten beantwoorden. Hij vindt het onhygiënisch, onverantwoord en in strijd met het Protocol urinecontrole dat de medewerker van de medische dienst niet na
elke uc nieuwe plastic handschoenen aantrekt. Verder moeten in het belang van onafhankelijk en onpartijdig onderzoek uc-ampullen standaard verzegeld worden en niet alleen op verzoek van de verpleegde.
Hij heeft in augustus 2010 tweemaal een uc gehad, terwijl normaliter éénmaal per maand een uc plaatsvindt. Daarbij is niet vermeld, ook niet op het aanvraagformulier, of de uc op basis van een vermoeden/indicatie of bij wijze van preventieve maatregel
steekproefsgewijs plaatsvindt. Hij vraagt zich daarom af waarom hij in augustus 2010 plotseling twee keer een uc moest ondergaan. Als uc’s twee keer per maand plaatsvinden, zal hij daardoor dagelijks rekening moeten houden met een eventuele uc. Het met
het oog daarop gedeeltelijk ophouden van de ochtendurine kan lichamelijk negatieve gevolgen hebben voor de nieren.
Verpleegden die, zoals klager, de oplegging van de tbs-maatregel niet accepteren, behoeven niet nodeloos met uc’s geconfronteerd te worden. Men controleert klager al elf jaar, terwijl nimmer drugsgebruik is geconstateerd. Klager bestrijdt dat hij dit
bij het personeel kan aankaarten, omdat dit onder dwangbehandeling valt en niets van doen heeft met verpleging. Het heeft alles van doen met humane bejegening. Men heeft voldoende kennis in huis om gebruikers er uit te kunnen pikken.
Tijdens de beklagzitting heeft de beklagrechter behandelingscoördinator B. overgehaald het aantal uc’s voor klager te verminderen, maar daar is geen gehoor aan gegeven.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagrechter had klager niet-ontvankelijk moeten verklaren in klachtonderdeel b. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie, zoals uitspraak 02/2556/TA van 24 maart 2003, dient een klacht over de wijze van uitvoeren van uc’s
niet-ontvankelijk te worden verklaard indien uit het beroepschrift niet duidelijk blijkt dat de betrokkene in zijn belangen is geschaad.
Uit navraag bij de medische dienst blijkt dat niet na elke uc nieuwe plastic handschoenen worden gebruikt. Deze handschoenen zijn puur vanuit hygiënisch oogpunt voor de medewerkers van de medische dienst bedoeld. Met die handschoenen worden slechts de
urinemonsters van de patiënt aangenomen, waarbij de patiënt verder in het geheel niet wordt aangeraakt. Het is ook niet volgens het Protocol urinecontrole verplicht om tijdens elke uc nieuwe plastic handschoenen aan te trekken. In dit Protocol staat
duidelijk vermeld dat een patiënt zelf om verzegeling van de urinemonsters kan vragen. In de Regeling urineonderzoek verpleegden is geen verplichting tot het standaard verzegelen van urinemonsters opgenomen.
In klagers geval vinden uc’s altijd steekproefsgewijs plaats. Klager is daarvan op de hoogte. Als uc’s geïndiceerd plaatsvinden, dan wordt hem dat verteld.
Niet kan worden gezegd dat de uc van 25 augustus 2010 op onjuiste wijze is uitgevoerd. Klager heeft niet duidelijk gemaakt dat hij in zijn belangen is geschaad.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep op onderdeel a van het beklag is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Hierbij is in aanmerking genomen dat het niet beantwoorden van schriftelijke
vragen van klager geen beslissing is waartegen op grond van artikel 56 Bvt beklag openstaat.
Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Wel hecht de beroepscommissie er aan op te merken dat het in het algemeen wenselijk is dat vragen van verpleegden over uc’s door de inrichting worden beantwoord, dat mondelinge beantwoording van vragen volstaat en dat een verpleegde schriftelijke
beantwoording van vragen niet kan afdwingen.

Met betrekking tot onderdeel b van het beklag wordt het volgende overwogen.

Zoals in uitspraak 04/2248/TA van 1 maart 2005 van de beroepscommissie is overwogen, heeft de verpleegde er recht op dat de afname van urinemonsters door het personeel van de inrichting zorgvuldig geschiedt, in overeenstemming met de procedure van
artikel 3 van de Regeling urineonderzoek verpleegden (nr. 809264/99/DJI van 20 januari 2000). Dit artikel bevat blijkens de Nota van toelichting op deze Regeling niet alleen instructienormen, maar ook waarborgnormen voor een zorgvuldige afname van
urine, om vergissingen zoveel mogelijk uit te sluiten.
Klager kon daarom in zijn klacht over de uc van 25 augustus 2010 en vermeende tekortkomingen in de afnameprocedure worden ontvangen.

De uc van 25 augustus 2010 is een tweede uc in die maand, waarvoor volgens klager geen grond of aanleiding bestond. Uit het verweer van de inrichting komt naar voren dat deze uc’s steekproefsgewijs hebben plaatsgevonden, dat klager ervan op de hoogte
is
dat de uc’s steekproefsgewijs plaatsvinden en dat het hem wordt verteld als er sprake is van een indicatie voor een uc, alsmede dat klager steekproefsgewijs doorgaans circa één keer per maand een uc heeft.
In het licht daarvan en van de wettelijke bevoegdheid van het hoofd van de inrichting om bij alle verpleegden, ook bij de niet drugsgebruikers onder hen, steekproefsgewijs uc’s te houden, kan het afnemen van een uc bij klager op 25 augustus 2010 niet
als in strijd met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Daaraan kan niet afdoen dat klager niet eerder een positieve uitslag op drugsgebruik heeft gehad bij een uc.

Niet is gebleken dat de uc van 25 augustus 2010 onzorgvuldig of onjuist is uitgevoerd. Anders dan klager meent, is er geen verplichting op grond van de wet en/of regelgeving voor het bij een uc betrokken personeel om na elke uc nieuwe plastic
handschoenen aan te trekken dan wel urinemonsters standaard te verzegelen.

Het beroep betreffende onderdeel b van het beklag zal daarom eveneens ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 10 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven