Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1883/TA, 19 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1883/TA

betreft: [klager] datum: 19 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 juni 2011 van de beklagcommissie bij de Van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 november 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van de inrichting [...], locatiemanager, en [...], juridisch medewerker.
Klager was wegens verplichtingen op zijn werk verhinderd te verschijnen ter zitting.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de opschorting van transmuraal verlof en de plaatsing in afzondering.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is sprake van formele gebreken doordat klager geen schriftelijke mededeling heeft ontvangen van de intrekking van het verlof, hij niet is gehoord over die intrekking en hij evenmin is gehoord voordat de maatregel van afzondering werd opgelegd.
Klager is ten onrechte beschuldigd van het leveren van drugs door een medepatiënt, met wie hij in het verleden problemen heeft gehad. Klager begrijpt dat een en ander moest worden uitgezocht, maar dat heeft allemaal te lang geduurd. Klager is op
donderdagavond 17 maart 2011 naar binnen gehaald. Vrijdagochtend is klager geïnstrueerd zich ziek te melden op zijn werk, wat hij niet heeft gedaan omdat hij niet wist wat er aan de hand was - pas ’s middags is klager nader geïnformeerd - en hij zijn
baas niet wilde voorliegen. Klager is hierdoor zijn baan kwijtgeraakt, en daarmee zijn loon van € 1.600,= netto per maand. Klager heeft pas op 24 maart 2011 een gesprek gehad met de desbetreffende medepatiënt, op 25 maart 2011 heeft een huisbezoek
plaatsgevonden en is klagers laptop doorzocht. Dit alles had veel eerder moeten gebeuren, zeker nu geen sprake was van een omvangrijk onderzoek en het om slechts drie personen ging: klager, de medepatiënt die klager heeft beschuldigd en een andere
patiënt. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en een financiële tegemoetkoming toe te kennen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 17 maart 2011 gebeld met het verzoek naar de kliniek te komen. De reden hiervan is hem toen meteen meegedeeld. Toen klager in de kliniek was, heeft hij een blaastest ondergaan. Op 18 maart 2011, dus binnen 24 uur, is hem de maatregel van
afzondering medegedeeld. Aan klager is dringend geadviseerd zich af te melden voor zijn werk om problemen op het werk te voorkomen. Een medewerker van de kliniek heeft toen gezegd: ‘desnoods meld je jezelf maar ziek’. Er is geen sprake van een
intrekking c.q. een (niet wettelijk geregelde) opschorting van transmuraal verlof, maar van een afzonderingsmaatregel nu klager in zijn bewegingsvrijheid is beperkt. Klagers status (patiënt met transmuraal verlof) bleef immers bestaan, maar hij
verbleef
tijdelijk binnen in verband met het onderzoek naar drugshandel. Hij is dus naar binnen gehaald voor de orde en veiligheid. Er is een groot onderzoek geweest, alle flats zijn gecontroleerd en er zijn diverse urinecontroles afgenomen. Na het weekend van
19/20 maart 2011 heeft een gesprek tussen klager en de medepatiënt plaatsgevonden.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende vast komen te staan.
Op 17 maart 2011 is klager naar binnen gehaald vanwege de omstandigheid dat zijn naam was genoemd door een medepatiënt in verband met drugshandel. Nu klager feitelijk in de inrichting moest verblijven, moet deze maatregel worden aangemerkt als een
beslissing tot opschorting van het verlof. Hoewel de wet niet voorziet in de mogelijkheid van opschorting van verlof, heeft opschorting van transmuraal verlof volgens vaste jurisprudentie rechtens hetzelfde gevolg heeft als intrekking van dat verlof en
is het derhalve beklagwaardig. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de beklagcommissie klager terecht heeft ontvangen in zijn beklag.

De zich in het dossier bevindende mededeling beperking van bewegingsvrijheid, ingaande op 18 maart 2011, is niet ondertekend noch is een datum van uitreiking ingevuld. Voorts ontbreekt een schriftelijke mededeling van de opschorting van het verlof. Nu
daarmee niet alle formaliteiten als bedoeld in artikel 53, eerste en tweede lid, juncto artikel 54, tweede lid van de Bvt in acht zijn genomen, zal de beroepcommissie het beroep gedeeltelijk gegrond verklaren. Zij acht termen aanwezig aan klager een
tegemoetkoming toe te kennen en zal deze vaststellen op € 15,=.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt. Op grond van het vermoeden dat klager zich schuldig had gemaakt aan drugshandel kon het hoofd van de inrichting in redelijkheid beslissen klagers transmuraal verlof op te schorten en klager af te
zonderen om dit te onderzoeken en de veiligheid in de inrichting te garanderen. Een dergelijk onderzoek moet met grote voortvarendheid worden verricht. In casu heeft het onderzoek in totaal zeven dagen geduurd.
De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op de omvang van dat onderzoek zoals door de inrichting ter zitting aannemelijk is gemaakt, geen sprake is geweest van onvoldoende voortvarendheid. Het is betreurenswaardig dat klager zijn baan is
kwijtgeraakt, maar nu klager in de gelegenheid is gesteld naar zijn werk te bellen om zich af te melden, kan hetgeen in beroep voor het overige is aangevoerd niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag vanwege vormverzuimen gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 15,= toekomt.
Zij verklaart het beroep inhoudelijk ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 19 januari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven