nummer: 16/2226/TA
betreft: [klaagster] datum: 11 oktober 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.J. Serrarens namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een uitspraak van 22 juni 2016 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 september 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klaagsters raadsvrouw mr. J.J. Serrarens en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker, en [...],
locatiemanager.
Hoewel voor klaagsters vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft zij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de intrekking/opschorting van klaagsters transmuraal verlof door overplaatsing van klaagster van De Grift naar een interne flat van FPC Van der Hoeven kliniek op 6 april 2016.
De beklagcommissie heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klaagster en het hoofd van de inrichting
Namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klaagster had transmuraal verlof en verbleef vanaf december 2015 permanent in de transmurale voorziening De Grift, een gebouw naast het gebouw aan de Gansstraat waar verpleegden tijdens de verbouwing van FPC Van der Hoeven kliniek hebben verbleven.
Zij
hoefde geen nachten in de inrichting te verblijven. Zij verbleef in De Grift met een paar andere verpleegden en was vrij om het gebouw in en uit te gaan. Er was geen portier. Op 6 april 2016 is zij weer intramuraal in een beveiligde interne flat van
FPC
Van der Hoeven kliniek geplaatst en is zij de vrijheden die zij in De Grift had kwijtgeraakt. Dit dient ingevolge de jurisprudentie te worden beschouwd als een intrekking van het transmuraal verlof. Verwezen wordt naar RSJ 11 maart 2010, 09/3260/TA,
RSJ
14 juli 2008, 08/503/TA en RSJ 19 januari 2012, 11/1883/TA.
Klaagster kon in de tijd dat zij wacht op plaatsing in Lister, een stichting voor begeleid wonen, worden ondergebracht in een andere transmurale voorziening van de inrichting De Weerd. Zij kende verschillende bewoners van De Weerd. Ze is niet extreem
lastig, slechts druk. De inrichting had ook een woning voor haar kunnen huren in Utrecht. Klaagster had veel vrijheid en ging daar adequaat mee om. Zij staat nog steeds bovenaan op de wachtlijst van Lister maar onbekend is wanneer er een woning
vrijkomt. Het had veel sneller gekund.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klaagster is eerst onbegeleid verlof verleend en daarna transmuraal verlof. De bestreden beslissing kan worden opgevat als een intrekking/opschorting van transmuraal verlof. De transmurale voorziening De Grift kon niet langer gebruikt worden en
klaagster kon niet in De Weerd worden geplaatst in verband met haar zeer specifieke problemen. Als zij daar geplaatst zou zijn, zou dit reuring hebben veroorzaakt bij de andere bewoners. De beslissing is heel zorgvuldig gewogen. De terugplaatsing naar
de inrichting heeft effect gehad op haar gevoel voor progressie, maar heeft feitelijk niet tot belemmering geleid. Voor de plaatsing in Lister heeft de terugplaatsing niet vertragend gewerkt. Tijdelijke plaatsing in een ander huis, waar zij meer op
zichzelf zou zijn geweest, zou te ver zijn gegaan voor wat betreft haar functioneren. Gevreesd werd dat het dan slechter met haar zou gaan en dat zij niet naar Lister zou kunnen gaan. Klaagster gaat op 31 oktober 2016 naar Lister. Klaagster kon niet
eerder in Lister worden geplaatst, omdat daar geen plaats was en bewoners daar meestal heel lang verblijven.
3. De beoordeling
Het beklag betreft een beslissing als vermeld in artikel 50, derde lid, Bvt waartegen op grond van artikel 56, tweede lid, Bvt beklag kan worden ingediend. De beroepscommissie zal derhalve de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klaagster
alsnog ontvangen in het beklag.
Op grond van artikel 50, derde lid, Bvt kan het hoofd van de inrichting het verlof intrekken indien dit noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van
anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen of indien de ter beschikking gestelde een bepaalde voorwaarde niet nakomt.
Door de inrichting is aangegeven dat klaagsters transmurale verlof is opgeschort/ingetrokken omdat de transmurale voorziening De Grift waar zij verbleef niet langer kon worden gebruikt. Deze louter logistieke reden heeft geen betrekking op klaagsters
gedrag en vormt gelet op het bepaalde in artikel 50, derde lid, Bvt geen grond waarop klaagsters transmurale verlof kan worden ingetrokken. De beroepscommissie zal derhalve het beklag gegrond verklaren.
Nu aannemelijk is geworden dat het voor de inrichting niet mogelijk was om klaagster elders in een transmurale voorziening te plaatsen in afwachting van haar vervolgplaatsing in Lister en niet is gebleken dat zij hierdoor vertraging in haar
(resocialisatie)traject heeft ondervonden, ziet de beroepscommissie geen reden om aan klaagster een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart klaagster alsnog ontvankelijk in het beklag en verklaart het beklag gegrond maar kent ter zake geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, en drs. F.M.J. Bruggeman en prof. dr. H.J.C. van Marle, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 oktober 2016.
secretaris voorzitter